Header achtergrond
Header achtergrond

Agro nieuws

  • Actualiteiten belastingen Door Wijnkamp Keulers op 21-10-2024

    Twee uitspraken van de Hoge Raad inzake landbouwvrijstelling, een rapport dat nu toch eindelijk het einde van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting in zicht brengt en wijzigingen in de BOR en DSR-regelingen trokken de aandacht dit najaar.

    Bedrijfsopvolging

    De regeling bestaat in feite uit twee delen. Doorschuifregeling (DSR) voor de IB betekent dat zonder afrekenen met de fiscus een inkomstenbelastingclaim door de overnemer kan worden overgenomen, de BOR geeft de mogelijkheid om tegen een relatief lage waarde, met vrijstellingen voor de erf- en schenkbelasting, een bedrijf te doen overgaan. De BOR en DSR worden wat meer op elkaar afgestemd. Belangrijk is dat de BOR alleen nog geldt voor ondernemingsvermogen, verbetering is wel dat het gebruik in de onderneming in meer gevallen leidt tot mogelijke BOR-toepassing. Zo kan verpachte grond in opvolgingssituaties onder omstandigheden ook overgaan onder de BOR. Dit en de vanaf 2026 aangekondigde uitbreiding van de kring van opvolgers biedt meer mogelijkheden om kinderen, die geen ondernemer-opvolger zijn, met vermogen mee te laten doen met een opvolging. De vrijstelling van 100% gaat omhoog naar 1.5 mio, wel is hetgeen daarboven wordt geschonken of geërfd nog maar voor 75% in plaats van 83% vrijgesteld. De regeling blijft dus gehandhaafd, voor kleinere bedrijven is er door de verhoging naar 1.5 mio een voordeel t.o.v. 2023.

    Einde landbouwvrijstelling

    Het lijkt er nu toch echt van te komen, de landbouwvrijstelling (sinds 1918) is niet doelmatig en ook niet doeltreffend en kan worden afgeschaft, aldus een rapport van SEO in opdracht van de ministeries van Financiën en Landbouw. Voor ondernemers, die doorgaan met hun onderneming, zal herinvestering van winst de oplossing moeten vormen, dan is het wel wenselijk dat de HIR wordt versoepeld. Het zou dan ook aardig zijn als pachtontbindingsvergoedingen via een HIR in eigendomsgrond zijn om te zetten, ook het verbod op uitbreidingsinvesteringen en de boekwaarde-eis zouden wat mij betreft moeten vervallen. De eis dat de herinvestering in economisch opzicht dezelfde functie moet hebben, zou ook moeten vervallen, deze eis belemmert vaak de mogelijkheden tot het vormen van een HIR. Of men afschaffing van de landbouwvrijstelling gaat doorzetten, zullen we moeten afwachten, veel grond is natuurlijk al geherwaardeerd, waardevermindering ten opzichte van die waarde levert dan boekverlies op. Dat lijkt een louter theoretische mogelijkheid, maar er zijn inmiddels voorbeelden, waarbij grond die eerder op zo'n € 10/m² WEVAB te waarderen was en die door omgevingsrecht minder waard wordt.

    Hoge Raad beslist: Fagoed achtige erfpacht, landbouwvrijstelling, ook bij overdracht aan een derde

    Sinds de Fagoed-arresten, die in de jaren negentig tot gevolg hadden, dat rente en indexering van de schuld in aftrek van de winst kwamen, was er enig verschil van inzicht over de landbouwvrijstelling. De sector vindt dat de landbouwvrijstelling geheel van toepassing bleef, omdat de landbouwgrond op de balans bleef staan voor de gehele waarde en het bloot eigendom werd gezien als een geldlening, rente aftrek en indexatie van de geldlening leverde aftrek van de winst op, erfpacht en bloot eigendom bleven bij de landbouwer buiten beschouwing, althans bleef in de boekwaarde van de grond opgenomen. De Hoge Raad heeft op 27 september 2024 de visie van de sector bevestigd, de landbouwvrijstelling blijft van toepassing, uiteraard moet wel aan de overige voorwaarden worden voldaan.

    Dat geldt niet voor een overeengekomen meerwaarde-deel dat gezamenlijk toekomt aan bloot eigenaar en erfpachter. Op dat deel is de landbouwvrijstelling niet van toepassing.

    Bij een reguliere overdracht van erfpachtrechten en -verplichtingen echter gaan alle rechten en plichten over op de verkrijger, de verkrijger mag dan volgens dit arrest en rente aftrekken, en indexeren en houdt de landbouwvrijstelling. Dit omdat, volgens dit arrest van 27 september 2024, de vervreemder genoeg economisch belang bij de grond had behouden gedurende de erfpachtduur en dat kon overdragen.

    Fiscale deskundigen Kluwer reageerde nogal zuinig op dit laatste arrest, zij vonden dat het Hof ten onrechte was gecorrigeerd, we zullen zien of de Belastingdienst het HR-arrest onverkort zal willen volgen of nieuwe jurisprudentie gaat nastreven.

    Mogelijk dat de visie bij de DRS dat ook gronden, die indirect bedrijfsmatig worden gebruikt, evenals bij de bedrijfsopvolging ook voor de landbouwvrijstelling kunnen meetellen, dat zou voor grondverpachting via BV's binnen familiesfeer soelaas kunnen bieden. Overigens is los van de landbouwvrijstelling voor de VpB natuurlijk altijd de latente IB-claim bij vervreemding van aandelen in de gaten te houden.

    Afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde

    Onroerende zaken worden door wettelijke beperkingen vaak te langzaam en te weinig afgeschreven. Als er door externe factoren voorzienbaar is dat de boekwaarde (veel) te hoog is ten opzichte van de marktwaarde, dan is denkbaar dat er afgewaardeerd zou kunnen worden naar lagere bedrijfswaarde, zodat de boekwaarde en de afschrijvingen weer realistisch zijn. Let wel… het is dus niet een extra afschrijving en loopt dus niet via het beginsel dat de jaarwinst op basis van goedkoopmansgebruik met een bestendige gedragslijn wordt vastgesteld, dit gaat om bedrijfswaarde van het gebouw e.d. Afschrijvingen moeten slijtage en waardevermindering door de jaarlijkse productie tot uitdrukking brengen, de afwaardering brengt de lagere marktwaarde tot uitdrukking. Let wel op dat verlagen van de boekwaarde voor de financiering gevolgen kan hebben, omdat daarmee tot uitdrukking komt dat de zekerheden minder waard zijn dan gedacht, ook is er een zekere reflexwerking te voorzien, als er recht is op een vermogensschadevergoeding bijvoorbeeld bij onteigening. Tot slot is het aan te bevelen het tijdstip goed te plannen, het boekverlies moet natuurlijk wel ten laste van belaste winst komen.

    Huwelijkse voorwaarden, periodieke verrekening bij weinig of geen inkomen

    Bij huwelijkse voorwaarden met geheel gescheiden vermogens is nogal eens een bepaling opgenomen dat de kosten van de huishouding en vermogensvermeerdering in een jaar door beleggen en herbeleggen moeten worden gedeeld. Vooral bij oudere huwelijkse voorwaarden kan het voorkomen dat bij de bepaling van het vermogen van een ondernemer/ echtgenoot wordt aangesloten bij de fiscale boekwaarden onder de Wet IB 2001, terwijl in de huwelijkse voorwaarden andere definities van inkomen en vermogen zijn opgenomen. Het is aan te bevelen huwelijkse voorwaarden te raadplegen en te bezien of verrekenbedingen op juiste wijze tot verdeling zijn gekomen. Bij achterstanden is het te overwegen om te bezien of de huwelijkse voorwaarden ongewijzigd in stand moeten blijven. Bij een bedrijfsopvolging of een planning naar kinderen moeten BOR, maatschap, huwelijkse voorwaarden en testament naar de wensen met elkaar in overeenstemming zijn.

    Lees verder
  • Landbouwvrijstelling opnieuw roep om afschaffing Door Wijnkamp Keulers op 08-04-2024

    Naar aanleiding van de mogelijke invoering van een vermogenswinstbelasting in een herziene regeling van box 3 staat nu ook weer de landbouwvrijstelling ter discussie voor ondernemers. Landbouwers, die hun grond nog niet hebben geherwaardeerd, doen er goed aan om hun fiscale positie opnieuw te beoordelen.

    Onder het motto dat een verslechtering van de fiscale positie van verpachters naast die van ondernemers-landbouwers ook een gelijke behandeling is, dreigt een aanzienlijke extra IB-claim. Dat zal landbouwers, die vrijwillig willen stoppen, niet stimuleren. Ook zal bij onteigening en daarop lijkende stakingsregelingen de overheid belastingschade moeten gaan vergoeden, zo lijkt het.

    Of de wetgever zich dit allemaal realiseert is de vraag… overigens dit geldt voor meer regelingen, die ten nadele van ondernemers zijn ingevoerd. In Den Haag is men zo langzamerhand zo vervreemd van ondernemers en het platteland dat valt te vrezen voor weer een lastenverzwaring.

    Lees verder
  • Hoe om te gaan met minderwaarde gebouwen veehouderij door milieumaatregelen? Door Wijnkamp Keulers op 23-10-2023

    Tegen de achtergrond van de beëindigingsregelingen voor de veehouderij (LBV en LBV +) is er een aantal fiscale issues geadresseerd door Belastingdienst en landbouwaccountants. De richtlijnen in de vorm van vraag en antwoord geven niet zozeer nieuwe regels, het is meer dat de bestaande regels worden geplaatst tegenover de verliezen, die ontstaan doordat landbouwbedrijven verplichtingen opgelegd krijgen door maatregelen inzake natuur en milieu, volksgezondheid en ruimtelijke ordening. De minderwaarde van de kapitaalgoederen moet worden verwerkt, de fiscus zal een deel van het verlies moeten dragen. Omdat lang niet vanzelfsprekend is, dat alle landbouwaccountants raad weten met de optredende verliezen, ook daar is er gebrek aan agrarische kennis, geven wij u wat handvatten. Let op … de handvatten zijn niet zonder meer toe te passen, raadpleeg een goede agro-fiscalist voor specifiek advies, dat kan wat ons betreft in samenspraak met uw eigen accountant of boekhouder.

    Minderwaarde bedrijfsgebouwen:
    Als er een productiebeperking of productieverbod van kracht wordt, dan verliest een bedrijfsgebouw in beginsel "bedrijfswaarde", omdat door de mindere economische levensduur er onvoldoende opbrengst is om rente, afschrijving en onderhoud volledig te dekken. Voor de hand zou liggen om de afschrijvingen te corrigeren, dus meer en eerder afschrijven over de resterende jaren. Dat is echter niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik. In het meest recent openstaande jaar in een keer de boekwaarde verminderen is een betere optie. De Belastingdienst is naar ons oordeel gehouden om mee te werken aan een behoorlijke regeling van het fiscaal (progressie)nadeel, dat kan ontstaan als een last in één inhaaljaar moet worden genomen, maar betrekking heeft op meerdere achterliggende jaren. Als sprake is van restwaarde 0 van gebouwen in eigen gebruik, maar de gebruiksduur niet verandert, dan blijft de afschrijving gelijk en conform het artikel inzake de bodemwaarde van artikel 3.30a wet IB, ook dan kan afwaardering naar lagere bedrijfswaarde plaatsvinden. Een praktische oplossing is dan dat de afwaardering wordt uitgesmeerd over de levensduur, de verstreken jaren worden ingehaald, de toekomstige jaren worden jaarlijks naar evenredigheid als last genomen.

    LBV en LBV+, vergoedingen:
    Het onderscheid tussen een vergoeding van vermogensschade of vergoeding van inkomensschade is voor het fiscaal gevolg belangrijk. Ook het onderscheid tussen bedrijfsmiddelen en andere activa is van groot belang. Bij het verplicht slopen van gebouwen voor veehouderij is de sloopkostenvergoeding te onderscheiden van vergoeding (gefaseerd) voor het verlies van productierechten. Omdat productierechten als een bedrijfsmiddel worden beschouwd, kan deze vermogensschadevergoeding worden ondergebracht in een HIR. Er dient per geval te worden bezien of en hoe de bedrijfswaarde van de gebouwen zich ontwikkelt ten opzichte van de vermogensschadevergoeding, soms kan de last eerder worden genomen dan dat de vergoeding tot de winst moet worden gerekend. Aftrek tegen een hoog tarief en belasten tegen laag tarief kan een kwestie van goed plannen zijn, zo ook tijdig oprichten van een BV.

    Voor sloopkosten kan een voorziening worden gevormd, let op dat de sloopkosten niet al te makkelijk door de Belastingdienst worden geacht meerwaarde van (onder)grond op te leveren. Let ook op BTW-correcties, bij sloop in beginsel geen herziening, bij overbrengen naar privé of verkoop aan een derde mogelijk wel herziening. Omdat bij sloop geen herziening aanwezig wordt geacht, zijn de sloopkosten in beginsel ex BTW ten laste van het resultaat te brengen en is de in rekening gebrachte BTW aftrekbaar.

    Lees verder
  • Verpachters, van box 3 naar box 1, zoek de samenwerking Door Wijnkamp Keulers op 17-10-2023

    Particuliere verpachters van landbouwgrond werden in box 3 belast tegen pakweg 1,2% van 60% van de agrarische waarde, die werd in jaarlijkse publicaties vastgesteld. Vermogenswinst werd niet belast. Vanaf 2027 worden de werkelijke inkomsten en daadwerkelijke vermogenswinsten (al dan niet tussentijds) van verpachte landbouwgronden, belast en wel tegen tarieven van 35%-37% naar verwachting. Het ligt in de lijn der verwachting dat daarmee het in aanmerking nemen van een waarde in verpachte staat niet meer opportuun zal zijn. Vraag is wel wat de aanvangswaarde in 2027 zal zijn. Als dat de waarde in verpachte staat is, dan is de 40% verschil met de WEVAB dus een latente belastingclaim. Wij voorzien geen mogelijkheden voor een step-up regeling, als dit niet wettelijk wordt geregeld. De enige weg zou zijn omzetting van pacht naar erfpacht of in plaats van pacht een samenwerking met de pachter aangaan in de vorm van een maatschap of CV. Daarmee wordt de grond ondernemingsvermogen en is een vorm van step up naar vrije waarde mogelijk. Wel letten op de overdrachtsbelasting, hoewel die bij landbouwgrond vrij eenvoudig te ontwijken is.

    Omdat pacht een sterke bescherming van de pachter kent, is dit nog niet zo eenvoudig te regelen. Niettemin is die bescherming met voortzettings- en overnemingsbedingen in combinatie met (hypothecaire) zekerheden niet zonder meer onhaalbaar. Echter bij zakelijke verpachting in familieverhoudingen is het wellicht beter te regelen.

    Lees verder
  • Wetgever blijft worstelen met box 3 Door Wijnkamp Keulers op 06-10-2023

    Box 3 belastingheffing is een doorlopend hoofdpijndossier, na de uitspraak kerst 2021 van de Hoge Raad, zijn de problemen alleen maar groter geworden. Het rechtsherstel, dat voor bezwaarmakers vanaf IB 2017 tot teruggave kon leiden voor bezwaarmakers, is inmiddels op niveau van de gerechtshoven als niet toereikend geoordeeld. De staatssecretaris is in cassatie gegaan, gezien de eerste conclusie van de advocaat-generaal is er een aanzienlijke kans, dat de Hoge Raad de gerechtshoven zal volgen. Ook de huidige wetgeving geeft problemen, zo is bepaald niet uitgesloten dat beleggers ook alleen op basis van het werkelijke rendement belast zullen kunnen worden.

    Geen acceptatie:
    Inmiddels is maatschappelijke acceptatie van de box 3-belastingheffing zorgwekkend laag. Doordat rechtsherstel is gekoppeld aan bezwaarmakers heeft de Belastingdienst in latere jaren te maken met grote aantallen bezwaarschriften tegen de aanslagen IB met box 3-heffingen. Ook de jaren na 2021 is voor veel niet-spaarders ongunstig. Als de werkelijke rendementen bij hen lager liggen dan 6,17%, dan is bezwaar maken aan te raden. De aangifte wordt dus wel gewoon gedaan, maar er wordt in die gevallen standaard bezwaar gemaakt ter behoud van rechten.

    Vanaf 2027:
    Vermogenswinst en inkomen uit vermogen belasten, is een belangrijke pijler van de financiering van de overheidsuitgaven en bestedingen (4,4 miljard in 2020). Bovendien menen velen, dat dit "kansen-gelijkheid" bevordert. Het is in die visie "eerlijk" om bij vermogenden te heffen, zodat de overheid dan inkomen kan uitdelen aan minderbedeelden. Veel economen vinden dat ook goed voor de economie, want de consumptie stijgt dan en dat is beter dan dat er teveel gespaard zou worden.

    Onderbelicht blijft dat veel vermogen helemaal niet op deze wijze in aanmerking wordt genomen. Zo worden pensioenaanspraken niet in box 3 belast, de eigen woning ook niet. Ook zogenaamde aanmerkelijk belang-aandelen en dus vermogen in BV's wordt niet of minder belast, de constatering dat er "boxenarbitrage" is (overbrengen naar de voordeliger box 2) via BV's en fondsen voor gemene rekening, zegt genoeg. De kleine ondernemer en middenklasse werknemer met een inmiddels matiger pensioen voelen de nadelige gevolgen. Een hogere ambtenaar of werknemer met een bovenmodaal inkomen en vermogen, bijvoorbeeld met een pensioenaanspraak ter waarde van bijvoorbeeld € 500.000 en een hypotheekvrije eigen woning ter waarde van € 600.000, wordt niet belast in box 3, als hij en zijn partner minder dan € 114.000 aan belegging en spaargeld hebben (woning in box 1, 0,35% bijtelling in box 1 met 83,33% aftrek i.v.m. geen eigen woning-schuld). Een ondernemer daarentegen, die € 250.000 heeft belegd voor zijn oude dag, woont op een pachtboerderij of in een huurwoning en pakweg € 30.000 winst behaalt, wordt belast tegen een rendement van 6,17% op zijn beleggingen. Hij moet of het geld op waardeloze spaarrekeningen zetten of genoegen nemen met een belastingclaim van soms 1,97%.

    Inflatie:
    Er is inmiddels concept nieuwe wetgeving gepresenteerd, waarop nu wordt gereageerd door wetenschap, belastingadviseurs en belangenbehartigers. Het zijn ruwe voorstellen, waaraan nog het nodige zal veranderen. Er wordt vermogenswinst belast en vermogensaanwas. Beide zijn niet inflatieneutraal, waardevermindering en inkomstenvermindering worden weliswaar af gedempt door hogere aftrekbare kosten, niettemin wordt er door de inflatie belasting geheven over rendement dat er niet is.

    Als het ware winst uit onderneming "light":
    De heffing lijkt op een uitgeklede box 1 "winst uit onderneming". Hoofdregel is dat de vermogensaanwas (groei in een jaar) wordt belast. Voor spaargeld is dat de rente minus aftrekbare kosten. Dat is dus vrij simpel. Voor andere beleggingen geldt in beginsel dat naast inkomsten, tevens vermogensaanwas wordt belast. Dat wordt al ingewikkelder, omdat de begin- en eindwaarde (welke waarde en per wanneer?) moeten worden vastgesteld. Voor vastgoed, zoals door particulieren verpachte grond, worden de jaarlijkse inkomsten belast en aan het einde van de rit (overlijden, vervreemden, onttrekken uit box 3 en overgang van box 3 naar een andere box) wordt de "boekwinst" (vermogensaanwas) belast. Dat lijkt op winst uit onderneming, maar zonder HIR, afschrijvingen, voorzieningen, egalisatiereserves. Ook geruisloze doorschuiving kan niet en de verliesverrekening is beperkter. Het toptarief is weliswaar lager (ca 33-37% zo lijkt het) en behoeft pas betaald te worden bij realisatie, niettemin wordt daar nu alweer aan geknabbeld. Er zijn politici, die pleiten voor voorlopige tussentijdse aanslagen voor vermogensaanwas. Ook aan de aftrek van kosten zal, geheel in stijl, wel weer geknabbeld worden, er is al aangekondigd dat niet alle kosten aftrekbaar zullen zijn. Ik breng maar even in herinnering dat ooit een onbelaste kosten vergoeding van ƒ 0,52 voor gereden kilometers was toegestaan bij een diesel liter prijs van pakweg ƒ 0,60, inmiddels is dat € 0,22 bij een diesel prijs van ruim € 2 per liter.

    Pachters en verpachters:
    Wat er met verpachte grond en de landgoederen-regeling gaat gebeuren, is niet opgenomen in de voorstellen. Het ligt voor de hand dat de particuliere verpachter op basis van de box 3 waarderingen en de pacht minus aftrekbare kosten in de heffing zal worden betrokken. Dat betekent een "boekwaarde", die in de meeste gevallen van reguliere pacht 60% van de WEVAB zal zijn. Bij pachtvrij worden van de grond ontstaat vermoedelijk een soort belast pachtersvoordeel, dat als vermogensaanwas zal worden belast. De invoering van de nieuwe regelgeving heeft bij invoering direct een latente belastingclaim op 40% van de waarde tot gevolg. Voor de bestaande reguliere pachters en beschikbaarheid van pachtgrond zou dat niet ongunstig hoeven te zijn, blijven verpachten is in dat opzicht voor de verpachter fiscaal gunstig.

    Mogelijk ontstaat onduidelijkheid bij de verpachter over toerekenbare aftrekbare kosten. Omdat de jaarlijkse inkomsten minus aftrekbare kosten belast zijn, zal het causaal verband tussen die kosten en inkomsten moeten blijken. Investeringen zijn vermoedelijk geen kosten, die in mindering komen op vermogenswinst, de vraag is hoe die in de vermogensaanwas worden meegenomen. Zo rijst de vraag hoe een investering "ooit gedaan", bijvoorbeeld in drainage, in de waardeaanwas juist wel of juist niet meeweegt. Ook "gemengde kosten", pachtersinvesteringen en andere lasten en belastingen roepen vragen op bij de verwerking in de vermogensaanwas of vermogenswinst.

    Tot slot is er de vraag bij "wie" te belasten. De wetgever overweegt te kiezen om bij vermogensaanwas alleen de juridisch eigenaar in box 3 te belasten. Beperkte genotsrechten zouden dan worden genegeerd. De vermogenswinst (huur, pacht etc. worden wel belast bij de genieter, daar geldt dus dat als een recht bestaat op de inkomsten en deze worden ontvangen, dan zijn ze bij de ontvanger belast).

    Hobbyboeren en particulieren:
    Bij niet-ondernemers, die grond in eigen gebruik hebben, zal een vast rendement als vermogenswinst in aanmerking worden genomen. Ook zij zullen over de vermogensaanwas aan het einde van de rit moeten afrekenen.

    Zoek de onderneming:
    Voor pachters behoeft box 3 nieuwe stijl niet op voorhand ongunstig te zijn. Bij reguliere pacht zal er fiscaal voor de eigenaar, die in box 3 zit met een boekwaarde in verpachte staat, geen fiscale aanleiding zijn om de grond pachtvrij te krijgen. Dat geldt ook bij en na vererving aan de zijde van de verpachter.

    Voor de particuliere eigenaren, die hoe dan ook buiten box 3 willen raken, is er alleen een mogelijkheid als de grond door hen (mede) wordt geëxploiteerd binnen een "landbouwbedrijf". Dat zou wellicht voor landbouwer/pachters, die hun areaal willen uitbreiden, mogelijkheden geven om hun vakkennis en ondernemingsvaardigheden aan een samenwerkingsverband van of met eigenaren aan te bieden, uiteraard tegen winstaandelen of anderszins beloningen, die het de moeite waard maken. Winst uit onderneming in combinatie met landbouwvrijstelling in de IB, geruisloze doorschuiving en BOR is in vergelijking tot het stelsel, dat nu voor box 3 vanaf 2027 wordt voorgesteld, gunstiger. En dan laten we de ruimere verliescompensatiemogelijkheden er nog maar even buiten.

    Lees verder
  • Landbouwgrond in gebruik bij eigen landbouwbedrijf blijft fiscale aandacht vragen Door Wijnkamp Keulers op 24-01-2023

    De berichten over mogelijke beperkingen in de vrijheid om landbouwgrond te verkopen aan de beste koper overschaduwen de mogelijke afschaffing van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting. Naast de zorg over de inkomstenbelasting zijn er ook knelpunten in de overdrachtsbelasting. Voor boeren-eigenaren is een strategie met betrekking tot het handhaven van eigendoms- en fiscale rechten meer dan ooit noodzaak. Nu zullen wij aandacht besteden aan maatregelen, die een beperking of afschaffing van de landbouwvrijstelling minder nadelig doen zijn.

    De meeste landbouwers weten wel wat hun grond bij verkoop zou opleveren, althans wat de zogenaamde WEVAB is, dat is de waarde van landbouwgrond die gewoon landbouwgrond blijft. Herwaarderen tot die WEVAB is in meerdere opzichten van belang. Niet alleen is dan de waarde op de balans in overeenstemming met de feitelijke waarde, waardoor er minder boekwinst zal zijn en minder belasting verschuldigd zal zijn, ook wordt daarmee de waarde veel beter in beeld gebracht. Zou een overheids-voorkeursrecht of onteigening aan de orde zijn, dan zal bij een lagere waarde gemotiveerd moeten worden door de overheidsinstantie waarom niet tot de boekwaarde de schade wordt vergoed.

    Je kunt niet zomaar herwaarderen. Hoe dan ook is duidelijk dat jaarlijks de waarde aanpassen fiscaal niet is toegestaan. Er moet een aanleiding zijn. Dat kan zijn omdat er inbreng is in een BV of maatschap (met de kinderen), vooral als dat voor een paar procent is, waarbij de eigenaar grotendeels eigenaar blijft, is dat een werkbare methode. Er zijn er meer, maar alle komen erop neer dat als er een (gering) economisch belang al is dat toekomstige winst overgaat, dan mag er worden geherwaardeerd.

    Let op dat er geen overdrachtsbelasting verschuldigd wordt. De grond moet wel minstens 10 jaar agrarisch gebruikt blijven worden en de vrijstelling is beperkt tot cultuurgrond. Maak ook een apart dossier aan over, hoe u aan de waarde bent gekomen, dat kan vooral later van pas komen. U moet ook bij vrijstelling van overdrachtsbelasting toch aangifte doen. Herwaardering kan via de notaris, maar dat hoeft niet. Een simpele onderhandse akte voldoet, ook aangifte kan door een ieder worden gedaan.

    De agrarische sector wordt in het huidige politiek-maatschappelijk debat steeds meer in de verdrukking gebracht. Wees waakzaam en neem maatregelen om uw rechten en fiscale positie te beschermen. Helaas is afwachten niet de juiste optie.

    Lees verder
  • Teveel box 3 IB bij verpachters, is er een oplossing zonder dat de pachter de rekening betaalt? Door Wijnkamp Keulers op 15-09-2021

    Tezamen met de discussie over de houdbaarheid van de belastingheffing over spaargeld zonder rente-inkomsten is er door particuliere verpachters geageerd tegen de heffing in box 3 over de waarde van verpachte landbouwgrond. De pacht en waardeontwikkeling van reguliere verpachte landbouwgrond kunnen de inkomstenbelasting bij particuliere verpachters niet dragen. Verpachters pleiten voor hogere pacht of voor minder belasting betalen door een lagere waarde van de grond in aanmerking te nemen of een vrijstelling. De BLHB maakt zich zorgen over afname van (reguliere) pachtareaal, een hogere pacht ter compensatie van belastingdruk bij verpachters is echter geen oplossing. De BLHB lijkt belastingverlaging bij verpachters te willen ondersteunen, uiteraard om betaalbaar (regulier) pacht areaal te behouden. Lagere grondwaarden en vrijstelling zijn echter in fiscaal opzicht nauwelijks haalbare opties zolang van de marktwaarde moet worden uitgegaan. In aanmerking nemen van lagere grondwaarde kan op langere termijn nadelig uitpakken. Verpachters kunnen ook een beroep doen op het aanwezig zijn van een buitensporige last die hun eigendomsrechten aantast. Box 3 heffing moet dan wijken.

    Keuze box 1 of box 2
    Particuliere verpachters kunnen kiezen voor box 1 of box 2 in plaats van box 3, hoewel wetswijziging aanstaande is. Vrijstelling van heffing in box 3 ligt gegeven de stand van 's-lands financiën niet voor de hand, er zal eerder meer dan minder vermogensbelasting moeten binnenkomen. Het verlaten van de hogere marktwaarde (normen) voor een waarde (ca € 25.000/ha) die rekening houdt met onder-rendement van landbouwgrond is op basis van de huidige fiscale regels niet haalbaar. Is de marktwaarde (normen) niet zo duidelijk dan zou die € 25.000 voorzien van onderbouwing natuurlijk wel in de aangifte kunnen IB worden opgevoerd.

    Hoge waarde lage inkomsten
    Een lagere waarde opvoeren lijkt weinig kansrijk binnen de huidige wettelijke regeling. Box 3 gaat uit van een vrije marktwaarde voor bezittingen en die is voor verpachte gronden hoger dan de geschatte € 25.000/ha rendementswaarde. Vervolgens wordt er een fictief rendement van 4% en hoger in aanmerking genomen. Dat rendement is niet alleen inkomen maar ook geschatte waardestijging van het vermogen. Ter bepaling van de marktwaarde kijkt de rechter naar referentieverkopen en die geven een waarde aan die bij de normwaarde aansluit of zelfs hoger is. Het probleem voor de verpachters zit hem dus in de systematiek van de inkomstenbelastingheffing, hoge waarde levert hoge fictieve rendementen op. De inkomsten zijn bij reguliere verpachting wettelijk geregeld, daar is niets aan te veranderen, de hoge waarde is ook niet beïnvloeden, die komt niet door de pacht die wordt betaald maar door tal van factoren buiten de directe aanwending in het landbouwbedrijf die prijsvormend zijn.

    Box 3 onrechtvaardig
    Vrijstelling en een pleidooi voor een lage rendementswaarde van verpachte grond zijn in feite een beroep op onrechtvaardigheid in box 3 en die is er volop. Lang niet alle bestanddelen van particulier vermogen worden belast in box 3 en lang niet iedereen zit er in. Ondernemingsvermogen valt erbuiten, ook vermogen in BV's en in fondsen voor gemene rekening valt erbuiten evenals de eigen woning en de hypotheekschulden. De kerken en natuur- en milieuorganisaties zijn niet belastingplichtig, zij zijn vrijgesteld waar anderen moeten betalen. Onrechtvaardigheden zijn niettemin voor de fiscale rechter geen issue, dat zijn politieke keuzes, dat zal de wetgever moeten oplossen. Of de landbouwsector op de politiek de kaarten moet zetten betwijfel ik. Aangekondigde gedwongen bedrijfsbeëindiging met opkoop via onteigening maken mij voorzichtig met het "afwaarderen" van landbouwgrond. Je moet er niet aan denken dat straks op basis van rendement en rendementswaarde wordt vergoed in plaats van de werkelijke schade.

    Uithollen is aantasting
    Niettemin is er wel een mogelijkheid voor de verpachters om de belastingdruk te verlichten, met een beroep op hun eigen specifieke situatie. Collectieve actie in deze gaat niet werken. De kansen liggen bij wat door particuliere spaarders is bevochten. De lage of zelfs negatieve rente in combinatie met 1,2% leidt tot uitholling van hun spaarvermogen, dat blijkt onder omstandigheden in strijd te zijn met het EVRM. De rechter heeft schoorvoetend en in beperkt mate geaccepteerd dat als sprake is van een buitensporige last voor een individuele belastingplichtige (het andere inkomen wordt meegenomen, de grootte van het vermogen in beginsel niet!) sprake kan zijn van een schending van artikel 1 eerste protocol van het EVRM. IB box 3 heffing dient in dat specifieke geval achterwege te blijven.

    Box 3 is jaarlijkse last, "buitensporig" beoordelen op langere termijn
    Hoe zou bij een particuliere verpachter nu sprake kunnen zijn van een "buitensporige last"? Als de verpachter geen of weinig ander inkomen heeft (bijvoorbeeld alleen AOW) en de belasting op verpachte grond leidt tot uitholling van het vermogen dan is ongeacht de grootte van het (overige) vermogen mogelijk sprake van een "buitensporige last" voor die specifieke belastingplichtige. Als er 4% of meer rendement in aanmerking wordt genomen en de pacht is veel lager dan wordt op de hogere normwaarde ingeteerd als er geen of weinig (ander) inkomen is voor de verpachter. Dat is naar mijn oordeel ook op te rekken naar situaties waarbij structureel en langdurig te weinig inkomen uit het vermogen komt door wettelijke regels (pachtrecht) die dat inkomen bepalen.

    Er zou naar mijn oordeel zelfs nog meegenomen kunnen worden dat een particuliere verpachter een door EVRM te beschermen (eigendoms)recht heeft om vermogen min of meer intact over te kunnen doen gaan op erfgenamen. Het is de vraag of artikel 1 eerste protocol niet ook strekt tot het belang van een belastingplichtige dat hij vermogen in de familie kan houden dat duurzaam en langdurig in het kader van een landbouwbedrijf wordt aangewend. Dit kan aan de orde zijn bij opvolgers die eerst van de ouders pachten en later van broers en zussen pachten.

    Pacht eindigt niet bij overlijden van een verpachter, waarom zou dan een verpachter niet eenzelfde recht kunnen hebben om vermogen dat wordt aangewend in een landbouwbedrijf aan zijn/haar kinderen door te schuiven, daar waar een ondernemer dat recht wel heeft. Voor de IB zou een onder-rendement dat wordt versterkt door belastingclaims moeten leiden tot vermindering van jaarlijkse IB box 3 omdat uitholling in dat geval "buitensporig" is en in een breed kader moet worden bezien.
    Hoewel ongelijkheid tussen particulieren enerzijds en aandeelhouders, kerken en stichtingen op zich geen rol spelen is via artikel 1 eerste protocol EVRM dus mogelijk een verdere barst in de botte box 3 heffing aan te brengen.

    Tot slot .. niet schieten in eigen voet
    Landbouwgrond is waardevol, eigenaren zijn beter voorzichtig met naar beneden praten van de waarde van landbouwgrond. Voorkomen moet worden dat jaarlijks IB voordeel later nadelig uitpakt. Als landbouwers ((pachtende) boeren en verpachters) moeten wijken voor natuur- en milieu dan is volledige schadevergoeding zoals de Onteigeningswet die kent wel het minste dat aan de orde moet zijn. De waarde van landbouwgrond is wat het is, door onteigening onttrekken van kostbare landbouwgrond aan de landbouw is duur de schadevergoeding navenant duur voor de overheid. Dat geldt ook voor de schadevergoeding voor een pachter die pacht verliest door onteigening. Pachter en verpachter moeten schadeloos worden gesteld op basis van de echte waarde, dus bij de pachter moet dure vervangende grond in aanmerking blijven worden genomen. Box 3 naar beneden brengen moet individueel worden bekeken, er liggen kansen, maar wel slim te werk gaan als het even kan…

    Lees verder
  • Box 3 en gebruikelijke loon DGA, twee actualiteiten deze keer … Door Wijnkamp Keulers op 02-08-2021

    DGA's
    Over de minimale grootte van het gebruikelijk loon, dat DGA's die arbeid verrichten voor hun BV's verplicht moeten nemen, is vaak gesteggel, vooral als zelfs de standaard € 47.000 al te hoog is en de BV verlies lijdt. De regels, die voorschrijven dat 75% van een vergelijkbare dienstbetrekking of tenminste het loon van de meest verdienende werknemer moet worden aangehouden, maar minimaal € 47.000, zijn door de rechter op hun plaats gezet. Als een BV structureel verlies lijdt en/of de BV komt in de financiële gevarenzone, dan kan het loon dat "gebruikelijk" is, lager zijn. Bij verlieslijdende BV's of BV's, die nog wel winst maken maar die liquiditeitsproblemen hebben of moeite hebben met de zogenaamde "balanstest" die voor dividenduitkeringen geldt, loont het de moeite om nog eens naar het verplichte gebruikelijk loon te kijken, vooral als er ook andere box 1 inkomstenbronnen zijn, zoals pensioen, winst of resultaat overige werkzaamheden. Een stille maatschap met je eigen BV, dus helemaal geen loon meer, kan ook nog worden overwogen, al zitten daar de nodige haken en ogen aan.

    Spaarders, en eigenaren van verpachte landbouwgrond

    Voor spaarders en eigenaren van niet zo goed renderend onroerende zaken, zoals verpachte landbouwgrond, is er weer een beetje meer licht in de box 3 duisternis. Het was al duidelijk dat als er geen of heel weinig inkomen is en het vermogen dreigt te worden uitgehold door de belastingheffing in box 3, dit als een buitensporige en onevenredig zware last kan worden beschouwd, die in strijd is met door EVRM beschermde burgerrechten. De belastingheffing moet dan worden gematigd. De Hoge Raad heeft dit nu recent uitgebreid. Niet alleen een inkomen in box 1 beneden de armoedegrens telt, de gehele individuele financiële situatie van een box 3-plichtige moet in aanmerking worden genomen bij het beoordelen of er sprake is van een buitensporige last. Namens de belastingplichtige was gesteld dat de wetgever niet heeft beoogd om met de box 3 heffing een belastingplichtige te laten interen op zijn vermogen, als toch wordt ingeteerd op het vermogen, kan dat een indicatie zijn dat er sprake is van een buitensporige last. De Hoge Raad volgde dit argument, omdat het nog niet onderzocht was door Belastingdienst en volgens de rechter moet dit alsnog gebeuren voor deze belastingplichtige.

    Alle kostenvoordelen van collectieve beroepen ten spijt zullen dus de voor iedere belastingplichtige specifiek aan de orde zijnde feiten en omstandigheden doorslaggevend zijn, collectief bezwaar en beroep met algemene argumenten heeft niet veel zin.

    Voor verpachters met landbouwgrond in box 3, die in het hoogte tarief vallen, is aan de orde dat de rendementswaarde veel lager is dan de 60% normwaarde voor box 3. Niet klakkeloos volgen dus. Wat voor bedrijfsopvolgers in het schenk- en erfbelasting geldt, kan ook in box 3 gelden. Wellicht dat in de aangifte de waarde maar eens naar beneden moet worden bijgesteld.

    Lees verder
  • Teeltpacht, registratie bij grondkamer binnen twee maanden essentieel! Door Wijnkamp Keulers op 09-11-2020

    Na ruim 14 jaar is er een einde gekomen aan een slepende kwestie inzake de afwikkeling van een pachtovereenkomst. Na een discussie omtrent de geschiktheid van het perceel voor de teelt van aardappelen en de schade aan de aardappeloogst is vervolgens bijna tien jaar na dato de pachtovereenkomst ter registratie aan de grondkamer verstuurd. De grondkamer heeft de pachtovereenkomst geregistreerd en vastgelegd als een reguliere pachtovereenkomst en niet als een teeltpachtovereenkomst, zoals de verpachter had verzocht.

    Gevolgen registratie als reguliere pachtovereenkomst
    Aangezien de betreffende pachtovereenkomst is aangemerkt als een reguliere pachtovereenkomst dient er een toetsing van de pachtprijs door de grondkamer plaats te vinden en geldt er, voor zover aan de orde, de wettelijke verlenging met zes jaar en de mogelijkheden tot indeplaatsstelling of pachtovername.

    In dit geval is de pachtprijs door de grondkamer lager vastgesteld en heeft de pachter verzocht om restitutie van het teveel betaalde. De pachtkamer van de Rechtbank Noord-Holland stelde echter de verpachter in het gelijk, het feit dat de pachtovereenkomst niet binnen twee maanden na aangaan was geregistreerd, kon naar de mening van de pachtkamer, geen aanleiding zijn om de overeenkomst aan te merken als een reguliere pachtovereenkomst. In hoger beroep bij de pachtkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kreeg de pachter gelijk. Het Hof oordeelde dat registratie binnen twee maanden na het aangaan van een teeltpachtovereenkomst een essentieel vereiste is. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis stelt het Hof vast dat in geval van niet-tijdig registreren van een teeltpachtovereenkomst, in casu bijna 10 jaar! na het aangaan van de overeenkomst, er sprake is van een reguliere pachtovereenkomst.

    Cassatieberoep
    De verpachter heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit oordeel van het Hof, in het bijzonder met betrekking tot de 'fatale barrière voor de kwalificatie als teeltpacht', namelijk het binnen twee maanden na het aangaan registreren bij de grondkamer. Deze termijn van twee maanden zou, naar het oordeel van de verpachter, niet gelegen zijn in de bescherming van de pachter ten opzichte van de verpachter. Voorts zou een dergelijke eis niet passen binnen de tendens van deformalisering van het pachtrecht. Immers in de praktijk wordt de teeltpachtovereenkomst nagenoeg niet geregistreerd bij de Grondkamer.

    Ook is aangevoerd dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg kan staan aan het inroepen van wetsbepalingen van dwingend recht.

    Hoge Raad
    In de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad is aangevoerd dat de wetgever een tijdige registratie van de teeltpachtovereenkomst van belang heeft geacht ter rechtvaardiging van de uitzondering op de pachtbescherming van de reguliere pacht. Deze registratie waarborgt dat niet willekeurig en lichtzinnig van de pachtbeschermings-maatregelen wordt afgeweken. Voorts volgt uit de wetsgeschiedenis dat het registratievereiste ook bedoeld is om - marginaal - te toetsen of aan de voor teeltpacht gestelde voorwaarden wordt voldaan en bovendien er belang bij is dat pachtovereenkomsten aan het zwarte en grijze circuit worden onttrokken. De Advocaat-Generaal is van mening dat het beroep van de verpachter verworpen moet worden.

    De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal gevolgd en het cassatieberoep van de verpachter verworpen en dit niet nader toegelicht, nu dit naar de mening van de Hoge Raad niet nodig is "om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht" (artikel 81 lid 1 Wet RO).

    Conclusie
    Nu de Hoge Raad het niet nodig heeft gevonden om nader te motiveren, waarom het cassatieberoep niet is geslaagd, is het verdedigbaar de conclusie te trekken, dat het standpunt van het Hof, dat registratie binnen twee maanden na het aangaan van een teeltpachtovereenkomst essentieel is om van een teeltpachtovereenkomst te kunnen spreken, overeind blijft.

    Het niet of te laat registreren van een teeltpachtovereenkomst kan dus grote gevolgen hebben, zowel voor de verpachter als de pachter, zeker wanneer er onenigheid ontstaat over bijvoorbeeld de kwaliteit van de verpachte grond, schade aan de oogst daardoor en de hoge kosten van teeltpacht ten opzichte van reguliere pacht. Kortom, registreer een teeltpachtovereenkomst altijd, maar vooral tijdig!

    Lees verder
  • Teeltpacht niet (tijdig) geregistreerd bij de Grondkamer en dan? Het boek is nog niet dicht Door Wijnkamp Keulers op 08-09-2020

    Aan het sluiten van teeltpachtovereenkomst conform de bepalingen in de pachttitel zijn voorwaarden verbonden. Zo moet een dergelijke overeenkomst binnen twee maanden na het aangaan geregistreerd worden bij de grondkamer. Gebeurt dit niet, dan wordt de overeenkomst aangemerkt als een reguliere overeenkomst. Zo heeft de pachtkamer van het hof Arnhem-Leeuwarden in 2019 beslist. De verpachter kon zich niet vinden in dit oordeel en heeft beroep in cassatie ingesteld.

    Cassatie

    In cassatie is door de verpachter onder meer geklaagd dat door het hof teveel waarde is gehecht aan het registratievereiste en dat het niet tijdig registreren van de overeenkomst niet tot gevolg heeft dat geen sprake zou zijn van een teeltpachtovereenkomst, wanneer de pachter door dat niet, althans niet tijdig, registreren in geen enkel belang wordt geschaad.

    Conclusie in cassatie

    Onlangs heeft de Advocaat-Generaal (AG) bij de Hoge Raad in de procedure geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. In het merendeel van de cassatiezaken wordt het advies (conclusie) van de AG gevolgd.

    Registratievereiste

    In de conclusie verwijst de AG naar de ontstaansgeschiedenis van onder meer artikel 70f lid 1 Pachtwet (oud) (teeltpacht). Naar de mening van de AG heeft de wetgever de bedoeling gehad om het registratievereiste als bestaansvoorwaarde voor teeltpacht, voor zover ook aan de overige voorwaarden is voldaan, aan te merken. De tijdige registratie is door de wetgever van belang geacht, mede ter rechtvaardiging van de uitzondering op de pachtbescherming van de reguliere pacht.

    Ook in de literatuur bestaat er geen twijfel over, is een teeltpachtovereenkomst niet tijdig ter registratie aangeboden, dan kan er van een teeltpachtovereenkomst geen sprake zijn. Niet tijdige inzending heeft tot gevolg dat de overeenkomst als een reguliere pachtovereenkomst heeft te gelden, niet alleen onder de Pachtwet (oud), maar ook onder de huidige bepalingen in artikel 7: 396 BW.

    Eenmalige pacht?

    Als partijen de bedoeling hebben gehad een teeltpachtovereenkomst te sluiten, is de overeenkomst, naar de mening van de AG, niet als eenmalige pachtovereenkomst aan te merken, wanneer niet aan de voorwaarden van teeltpacht is voldaan.

    Tot slot

    Hoe de Hoge Raad over deze zaak oordeelt, is nog niet bekend. Voor de praktijk niet onbelangrijk, aangezien er kennelijk toch niet altijd tot registratie wordt overgegaan bij teeltpacht. Dit kan, zoals is gebleken, vervelende gevolgen hebben. Naar verwachting zal medio november 2020 arrest volgen. Wordt dus vervolgd.

    Lees verder
  • Let op uw verrekenbaar verlies, als 2020 niet uw beste jaar zal zijn, haal winst naar voren! Door Wijnkamp Keulers op 28-05-2020

    Uitstel van belastingheffing is de eerste besparing, tenminste in het "oude normaal". In het "nieuwe normaal" kan dat wel eens anders uitpakken. Het lastige jaar 2020 kan wel eens tot verlies of minder winst leiden met alle gevolgen voor het kunnen verrekenen van verlies uit het verleden. Voor zowel een BV als een natuurlijk persoon met verliezen uit 2010, die nog niet zijn verrekend, is winst (of ander box 1 inkomen) over 2020 het laatste jaar waarmee kan worden gecompenseerd. Is er onvoldoende winst, dan moet worden bekeken of er extra boekwinst kan worden gerealiseerd ten laste van het fiscaal compensabel verlies. Dat geldt ook voor verlies uit onderneming uit normale bedrijfsactiviteiten, wellicht dat verstandig is wat (boek)winst naar voren te halen om toekomstige belastingclaims te vermijden.

    Winst naar voren halen, kan niet zomaar. Als incidenteel fiscaal voordeel het overwegend motief is, kan de fiscus met succes dwarsliggen. Ook het doorbreken van balanscontinuïteit en bestendige gedragslijnen kan roet in het eten gooien. Voor maatschappen en firma's is het eenvoudiger. Meer inbrengen of juist onttrekken of wijzigen van de winstaandelen kan al het gewenste effect hebben. Bij (de facto) herwaarderen van onroerende zaken moet worden opgepast dat niet 6% overdrachtsbelasting over de gehele waarde van de onroerende zaak of aandelen in een onroerende zaak-BV verschuldigd wordt. Het loont de moeite om lopende dit jaar te kijken of u maatregelen moet nemen. Verliesverdamping is zonde ... als het kan worden vermeden, scheelt dat behoorlijk.

    Lees verder
  • Maatschappen, firma's, huwelijksvermogen en erfenissen, … lastige afwikkeling bij ondernemers Door Wijnkamp Keulers op 25-02-2020

    Voor ondernemers, die samen met een of meer maten in een maatschap of firma samenwerken, is het nogal eens lastig te onderkennen dat deze rechtsvormen geen rechtspersonen zijn en niet belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Uiteindelijk moeten alle winsten en vermogensaanspraken worden teruggebracht tot het niveau van de individuele vennoot. Bij echtscheiding en overlijden blijkt dat de mede-eigendom in vermogensbestanddelen van firma, maatschap, huwelijksvermogen en/of een aandeel in een nalatenschap door van elkaar afwijkende regelingen tot onoverzichtelijkheid en onverwachte claims kunnen leiden. Vooral als een onderneming feitelijk niet blijkt te worden voortgezet, moeten er wel voldoende liquide middelen zijn om de belasting te kunnen betalen. Houd daar rekening mee, geldgebrek is bij een toch al ingewikkelde afwikkeling van maatschappen, firma's, erfenissen en (voormalige) huwelijksgemeenschappen sfeer bedervend.

    Einde maatschap en firma

    Volgens de wet eindigt een maatschap niet alleen bij het bereiken van het overeengekomen doel of verstreken termijn als dit is overeengekomen, maar bij overlijden van een vennoot, bij opzegging en bij faillissement of onder curatele stelling van een vennoot. Meestal zijn in de firma of maatschapsovereenkomst allerlei regeling overeengekomen met betrekking tot recht op voortzetting, recht op overname van rechten en plichten en afwikkeling. Bij zogenaamde "gewichtige redenen" kan de rechter worden gevraagd de maatschap of firma te ontbinden.

    Verplichtingen duren voort

    Tijdens het bestaan van de maatschap of firma moeten de vennoten behoorlijk met elkaar omgaan, dus in redelijkheid en billijkheid rekening houden met elkaars belangen. Dat kan zelfs zover gaan dat een overeengekomen opzeggingsmogelijkheid niet kan worden geëffectueerd (de opzegging is vernietigbaar) als een opzegging niet redelijk en billijk is. Ook nadat de maatschap is geëindigd moeten de voormalige vennoten rekening houden met elkaars belangen. De rechten en plichten uit de maatschap en vennootschapsovereenkomst duren voort voor zolang als dat voor de afwikkeling van het gemeenschappelijk vermogen nodig is, dus ook de aansprakelijkheid van maten en vennoten.

    Gemeenschap

    Het vermogen van een maatschap of Vof is na het eindigen van de Vof en maatschapsovereenkomst gemeenschappelijk vermogen. In familieverhoudingen en in het bijzonder na overlijden van een vennoot kan het aandeel in die gemeenschap onderdeel zijn van de (ontbonden) huwelijksgemeenschap en/of een onverdeelde nalatenschap.

    Ondernemingen in maatschap en Vof

    Het einde van een maatschap of Vof betekent meestal ook staking van de onderneming van de uittredende vennoot. Die zal in beginsel voor de Inkomstenbelasting moeten afrekenen over de laatste jaarwinst en over zijn winstaandeel, dat vrijkomt door uittreding uit de maatschap of Vof. Kort gezegd, alles dat wordt uitgekeerd boven het kapitaal, is belast in het jaar van uittreden. Hoeveel er wordt uitgekeerd en wanneer is afhankelijk van de waarde van de bestanddelen van de gemeenschap, die in aanmerking wordt genomen. Dat is meestal de waarde bij verkoop, maar het kan ook anders zijn als daarover afspraken zijn gemaakt. Over de waarde, die in aanmerking moet worden genomen, is vaak gebakkelei, ook over termijnen van betaling is nogal eens gedoe. Het helpt dan niet dat er aangifte IB gedaan moet worden en bij overlijden ook nog eens de erfenis in aanmerking genomen moet worden en soms een ingewikkelde ontbonden huwelijksgemeenschap. In geval van overlijden hoeft de maatschap of firma in fiscaal opzicht niet te eindigen, de betreffende vennoot staakt niettemin wel diens onderneming. Dat is ook zo bij een echtscheiding.

    BTW, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting en erfbelasting of schenkbelasting

    Betalen van belasting vereist vrije liquide middelen en dat kan de verdeling behoorlijk onder druk zetten, als die er niet of onvoldoende zijn. Gebruik maken van doorschuiving van belastingclaims kan soms een oplossing zijn, maar er moeten wel regelingen getroffen worden om niet achteraf alsnog de rekening te moeten betalen. Bovendien kost het door een ander laten betalen van belasting geld in de vorm van lagere uitkeringen winst en kapitaal. Is er tevens sprake van een erfenis, dan moet de belastingclaim bij de erfgenaam in aanmerking worden genomen.

    Bij de BTW zijn de minste complicaties, meestal is de maatschap BTW-plichtig en gaat bij voortzetting van ondernemingsactiviteiten de BTW-claim mee van rechtswege. Bij einde van ondernemingsactiviteiten is het bij toescheiding van onroerende zaken wel goed om BTW aspecten in aanmerking te nemen. Overdrachtsbelasting is ook een lastige, bij een verkrijger kan deze een 2% of vaker 6% claim opleveren. Goed om rekening mee te houden bij het maken van keuzes. Als er sprake is van overlijden van een vennoot kan er, als er geen onderneming meer is, geen gebruik worden gemaakt van minder erfbelasting door de bedrijfsopvolgingregeling. Is die wel van toepassing, dan zal de onderneming door de opvolger wel moeten worden voortgezet gedurende 5 jaar. Doet de opvolger dat niet, dan moet er alsnog betaald worden. Dat kan alle erfgenamen treffen, als de opvolger nog overige verplichtingen heeft, die dan niet meer kunnen worden voldaan. Bij echtscheidingen moet er vaak op basis van gemeenschappelijk vermogen worden afgerekend tussen de voormalige echtgenoten. Dat kan het einde van een maatschap of Vof betekenen, soms moeten er vermogensbestanddelen te gelde worden gemaakt. Zijn beide echtelieden vennoot dan zal moeten worden bezien of de maatschap/vof door partijen tezamen wordt voortgezet dan wel dat één van hen de onderneming als eenmanszaak voortzet, waarbij de niet-voortzetter zijn/haar aandeel in kapitaal en meerwaarde uitbetaald moet krijgen.

    Kortom ... doe eens een stress test

    Bij een maatschap en firma, zeker als deze al langer bestaan, is het aan te bevelen om alles eens goed door te nemen. Maatschaps- en firma akten, testament en huwelijkse voorwaarden moeten op elkaar zijn afgestemd, wel met inachtneming van de functie van elk van deze regeling. Een bedrijfsopvolging of liquidatie van een maatschap of firma moet in die maatschaps- of firma akte worden geregeld, niet bij testament. De verzorging van echtgenoten over en weer door adequate huwelijkse voorwaarden en goed beeld van de vermogens, te weten privévermogens en gemeenschappelijk vermogen, naast de deelgerechtigdheid in het maatschapsvermogen en persoonlijk ondernemingsvermogen. Last but not least … houd rekening met alternatieve scenario's, helaas is nog te vaak uitgegaan van de situatie dat één van beide echtgenoten of partners als eerste zal overlijden ... en dat kan wel eens andersom zijn. Kortom … denk er eens over na en regel het!

    Lees verder
  • De fiscus aast op afbouwende boeren Door Wijnkamp Keulers op 06-06-2019

    De fiscus meent dat boeren, die structureel verlies lijden, geen ondernemer meer kunnen zijn. Het gevolg daarvan is verplicht staken van de onderneming, het vermogen overbrengen naar box 3 en afrekenen over stille reserves. Dat kan flinke belastingclaims tot gevolgen hebben. Vooral de FOR, stille reserves op woning en ondergrond en soms ook op gebouwen leveren fiscale risico's op.

    Het is de fiscus een doorn in het oog dat velen niet in box 3 belast kunnen worden voor vermogen, terwijl in box 1 of bij BV's er vaak geen winst of inkomen is dat belast kan worden. Het vizier van de fiscus is niet alleen gericht op boeren, maar bijvoorbeeld ook op beleggers die onder de ondernemersvlag opereren of hun beleggingen in een BV of fonds voor gemene rekening hebben ondergebracht.

    Voor boeren met een bedrijfswoning met ondergrond in eigendom en wat eigendomsland of pachtland dreigt een vervelende situatie. Want hoewel de pachtwetgeving een eigen beoordelingskader heeft met betrekking tot "bedrijfsmatig landbouwkundig gebruik" als eis voor de aanwezigheid van pacht, is een verplichte staking en overbrengen naar box 3 een gebeurtenis, die van invloed kan zijn en het einde van de pacht kan betekenen.

    De fiscus is in sommige gevallen wel erg voortvarend met het oordeel dat er geen onderneming meer is. Voor door de fiscus gestelde "box 3 beleggingen" in BV's was de rechter aanzienlijk minder voortvarend. Zolang de BV meer deed dan wat te doen gebruikelijk is bij normaal vermogensbeheer, had de BV nog een onderneming. Zicht op winst moet er wel enigszins zijn maar bleek op zichzelf niet van beslissende betekenis. Werkzaamheden, investeringen en enig zicht op rendement waren voldoende. Wat voor BV's in aanmerking is genomen, kan ook bij gewone ondernemers gelden. Ook daar is de grens dat zodra er meer is dan gewoon vermogensbeheer of alleen maar werkzaamheden zonder vermogen er al snel sprake is van een onderneming.

    Voor diegenen, die vooral land (onder)verpachten en eigenlijk weinig activiteiten meer ontplooien, is het niettemin oppassen geblazen. Enige eigen werkzaamheden, het hebben van nog wat eigen machines en andere activa, zoals enig eigen vee en eigen registratie helpt wel. Soms kan ook het naar voren halen van winst helpen. Kijk eens naar de FOR of wellicht kan het nemen van winst op een woning of ondergrond helpen. Verkoop van land onder voorbehoud van pacht kan ook helpen. De portee is, de fiscus wil inactieve ondernemers laten afrekenen en naar box 3 hebben, ook al om meer erf- en schenkbelasting te kunnen heffen. Wacht niet af tot het te laat is, blijf het voor.

    Lees verder
  • Teeltpacht niet geregistreerd bij de Grondkamer, dit kan grote gevolgen hebben Door Wijnkamp Keulers op 10-04-2019

    Hoe vaak komt het niet voor dat u grond ter beschikking stelt of krijgt voor de aardappelteelt en u daarbij de afspraken dan nog wel schriftelijk vastlegt, maar niet naar de Grondkamer opstuurt ter registratie binnen de termijn van twee maanden na het aangaan. Dat is toch niet nodig, denkt u.

    Toch wel, de pachtkamer van hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs in een door ons gevoerde procedure bevestigd dat wanneer een teeltpachtovereenkomst niet binnen de in de wet gestelde termijn van twee maanden na het aangaan is geregistreerd bij de grondkamer de overeenkomst niet wordt aangemerkt als een teeltpachtovereenkomst met de daaraan in de wet verbonden rechten en plichten, maar als een reguliere pachtovereenkomst.

    Registratie dwingend recht en geen afwijking ten nadele van pachter

    Het hof heeft geoordeeld dat in artikel 70f lid 3 Pachtwet (oud) de eis is opgenomen dat binnen twee maanden nadat de teeltpacht is aangegaan, deze geregistreerd dient te worden bij de grondkamer. De eis van registratie binnen twee maanden is gebaseerd op de wet en is van dwingend recht, dat wil zeggen dat niet ten nadele van de pachter van deze bepaling mag worden afgeweken. Overigens, in de nieuwe pachtbepalingen in titel 7.5 BW zijn dezelfde vereisten omtrent de teeltpacht opgenomen.

    Gevolgen reguliere pachtovereenkomst

    Nu de niet, dan wel niet tijdig, geregistreerde teeltpachtovereenkomst als een reguliere pachtovereenkomst wordt aangemerkt, loop je tegen het probleem op dat wanneer de pacht niet wordt voldaan, de pacht niet via de rechter kan worden geïncasseerd èn dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd geldt. De overeenkomst is immers niet door de grondkamer getoetst en dan is sprake van een pachtovereenkomst voor onbepaalde tijd.

    Er zal dan alsnog een toetsing door de grondkamer moeten plaats vinden, waarbij ook een prijstoetsing conform het pachtprijzenbesluit aan de orde zal zijn. Maar die toetsing door de grondkamer en zo nodig door de pachtkamer ter zake van de uitleg van de overeenkomst, zal het verzuim van tijdige registratie van de teeltpachtovereenkomst niet kunnen helen zodat alsnog sprake zou zijn van een teeltpachtovereenkomst. Het blijft een reguliere pachtovereenkomst.

    Wel kan alsdan worden bepaald dat sprake is van een reguliere pachtovereenkomst met goedkeuring voor een kortere duur.

    Let op
    De bepalingen in titel 7.5 BW inzake pacht zijn voor een belangrijk deel van dwingend recht en van deze dwingendrechtelijke bepalingen mag niet ten nadele van de pachter worden afgeweken.

    Lees verder
  • Van wie zijn de betalingsrechten? Door Wijnkamp Keulers op 15-03-2019

    In het verleden is er veelvuldig geprocedeerd over de rechthebbende tot het melkquotum, de pachter of de verpachter? Tot verdriet en teleurstelling van pachters hadden verpachters recht op de helft van de waarde van het quotum bij einde van de pachtovereenkomst, tenzij gebruik gemaakt werd van het voorkeursrecht dan kon worden volstaan met een vergoeding aan de verpachter van 25%.

    Toeslagrechten
    Verpachters namen bij de toeslagrechten hetzelfde standpunt in, want ja, die opbrengst werd toch mede genoten dankzij de ter beschikkingstelling van hun grond. Het pachthof heeft echter in 2010 anders beslist. De toenmalige toeslagrechten werden gezien als een voortzetting van het stelsel van rechtstreekse inkomenssteun aan de agrariër.

    Betalingsrechten ander uitgangspunt?
    Nu de toeslagrechten vervangen zijn door betalingsrechten wordt ervanuit gegaan dat ook de betalingsrechten alleen aan de pachter toekomen en niet aan de verpachter, tenzij er een andere afspraak tussen de pachter en verpachter is gemaakt.

    Eind vorig jaar heeft het pachthof in kort geding, hoewel nog niet nadrukkelijk maar impliciet geoordeeld dat voor betalingsrechten hetzelfde geldt als voor de toeslagrechten, namelijk ze zijn van de pachter. Dit kan alleen anders zijn wanneer er tussen partijen een uitdrukkelijke, voor de pachter duidelijk kenbare, afspraak is gemaakt, waarin een deel of het geheel van de betalingsrechten aan de verpachter toekomt bij het einde van de pacht.

    Uitdrukkelijke en voor pachter duidelijk kenbare 'afwijkende' afspraak?

    In de procedure was aan de orde een geliberaliseerde pachtovereenkomst, waarin was opgenomen dat er geen toeslagrechten overgingen van de verpachter naar de pachter. Voorts was aan het betreffende artikel toegevoegd "Mochten er tijdens de duur van de overeenkomst rechten, in welke vorm dan ook, ontstaan welke samenhangen met het gebruik van het gepachte uit deze overeenkomst dan zullen deze rechten, hoe ook genaamd, aan het eind van de overeenkomst aan de verpachter toekomen".

    Onduidelijk is waar deze aanvullende bepaling betrekking op heeft. Op de betalingsrechten, zoals de verpachter meent? De pachter stelde zich op het standpunt dat hij niet op de hoogte was van deze aanvulling en hierin ook niet gekend is en dat hij ook niet had begrepen dat deze bepaling betrekking had op de in te voeren betalingsrechten.

    In kort geding is er door de verpachter niet voldoende gesteld of gebleken dat er redenen zouden zijn om af te wijken van het uitgangspunt dat de betalingsrechten de pachter toekomen. Voor de pachter loopt het in dit geval, vooralsnog, goed af.

    Niettemin, dit arrest is nog maar een voorlopig oordeel, richtinggevend … dat wel …, maar niet definitief. Vooralsnog lijkt het erop dat de betalingsrechten de pachter toekomen, maar dat er wel andersluidende afspraken kunnen worden gemaakt waardoor de verpachter aanspraak kan maken op betalingsrechten van de pachter. Bij lopende reguliere pachtcontracten doen pachters er goed aan om zeer terughoudend te zijn met het maken van afspraken over betalingsrechten en dat geldt evenzeer voor fosfaatrechten. Bij uitgifte van tijdelijke pacht, al dan niet bij inschrijving, is het natuurlijk lastiger. Als de verpachter een aandeel in de betalingsrechten opeist, zal de aanstaande pachter moeten zien of het nog wel interessant is om die grond te gaan pachten. In hoeverre de grondkamer bij toetsing van de pacht deze afspraken zal meenemen in hun afwegingen is overigens de vraag.

    Er valt niettemin een les te leren uit deze uitspraak. Ga niet zonder meer akkoord met bijzondere bepalingen omtrent bijvoorbeeld betalingsrechten.

    En, lees zorgvuldig de door u te ondertekenen stukken door, voordat u uw handtekening zet. Het komt helaas vaker voor dat de te ondertekenen stukken afwijken van de conceptversie, waarmee u akkoord bent gegaan en dan moet u maar duidelijk kunnen maken dat de inhoud niet overeenstemt met uw wil en verklaring ten tijde van het ondertekenen.

    Lees verder
  • Nieuwe fiscale regels voor pachters in de familiesfeer ingegaan, tweede pachtersvoordeel voortaan belast, overgangsrecht toepassen? Door Wijnkamp Keulers op 11-12-2018

    Pachters, die grond in verpachte staat kopen van verpachtende familieleden, zoals ouders, worden in de toekomst belast voor het "pachtersvoordeel". Bij besluit, ingangsdatum 6 december 2018, heeft de Staatssecretaris van Financiën Menno Snel de onbelastbaarheid van dit (tweede) pachtersvoordeel afgeschaft. Voor grond, die voor 30 juni 2019 in eigendom komt van de pachter/zoon/dochter (e.d.), geldt overgangsrecht, zij mogen de vrijstelling van het tweede pachtersvoordeel alsnog toepassen. Wat is er aan de hand, wat zijn de gevolgen en welke maatregelen moeten er worden genomen om meer inkomstenbelasting te voorkomen. Is met spoed overdragen aan de pachter voor 30 juni 2019 altijd een goede oplossing?

    Het gaat eigenlijk om toepassing van de landbouwvrijstelling (artikel 3.12 Wet IB 2001) bij (uiteindelijke) verkoop, ruil van grond of bij staking van de onderneming door de verkrijgende pachter. Bij aankoop en exploitatie van de grond in het landbouwbedrijf is er dus niet zoveel aan de hand. Pas bij verkoop of ruil van grond, of bij staking van de onderneming moet er meer belasting worden betaald. De zogenaamde boekwinst, die normaal onder de landbouwvrijstelling voor de IB is vrijgesteld, wordt belast voor zover die betrekking heeft op het verschil tussen vrije waarde en waarde in verpachte staat op het moment van verwerving. Dat was al zo, als gepachte grond van een niet-familielid werd gekocht. Het onderscheid tussen kopen van familie en kopen van een gewone verpachter vervalt dus, er is geen verschil meer tussen "eerste" en "tweede pachtersvoordeel". Ook de zogenaamde gebruikersvoordelen zijn in beginsel belast. Wordt verpachte grond als zodanig geërfd, dan is voor de IB mogelijk ook een pachtersvoordeel aan de orde. Dat hangt ervan af hoe de verkrijging is geregeld.

    Er zijn nog wat meer vervelende maatregelen. Zogenaamde eerste pachtersvoordelen konden apart geruisloos worden doorgeschoven naar de opvolger, deze zogenaamde "partiële" doorschuiving is echter ook afgeschaft. Doorschuiven kan nog wel, maar dan alleen als in beginsel alle ondernemings-vermogensbestanddelen worden doorgeschoven. Ook is al langere tijd (een jaar of zes) duidelijk dat pachtersvoordelen bij vrijval (dus bij verkoop) niet via een HIR kunnen worden afgeboekt op vervangende grond.

    Wat nu te doen? In de eerste plaats is er het overgangsrecht. Tot 30 juni 2019 kan grond nog onder de oude regeling in eigendom overgaan op de opvolger voor de waarde in verpachte staat met een "tweede pachtersvoordeel". Wellicht is verkopen en leveren op korte termijn, dus voor 30 juni 2019 te overwegen. Als er aanvullende regelingen nodig zijn, bijvoorbeeld in verband met de inkomenspositie van de ouders of de overige kinderen, is wellicht schuldig blijven van de koopsom onder specifieke voorwaarden en onder eerste hypotheek een optie.

    Wellicht dat inbreng in een maatschap met herwaardering een mogelijkheid is, dat zal dan wel met juridische inbreng moeten zijn, mogelijk nadat eerst verkoop en levering heeft plaatsgehad. Via maatschap, CV of andere rechtsvorm kunnen dan aanvullende voorwaarden worden opgenomen. Let op, er is sprake van een overgangsmaatregel, dus oprekken van de reikwijdte ervan is riskant.

    Andere oplossingen voor controle of meedelen van ouders en andere kinderen in meerwaarde zullen vooral gezocht moeten worden in aanvullende voorwaarden ter zake van de financiering of eruit houden van (strategische) stukken grond, zoals ontwikkelaars dat nogal eens doen. Ook het aangaan van maatschappen of een CV na verkrijging van de juridische eigendom van de grond door de opvolger kan een oplossing zijn. In feite lijkt het wat op de contracten, die ontwikkelaars afsluiten, alleen in dit geval worden dan afspraken gemaakt voor bijvoorbeeld winstdeling voor winsten boven de WEVAB.

    Voor al deze maatregelen zal wel rekening moeten worden gehouden met bestaande hypotheken en de bank, begin dus op tijd want dat zal nog wel wat voeten in aarde hebben en de deadline is echt 30 juni 2019, reken maar niet op verlenging.

    Moet je dit nu allemaal willen of is het accepteren van de maatregel niet een betere optie. Immers niet bij koop door de pachter is er een probleem, pas bij verkoop, ruil en staking komt het pachtersvoordeel om de hoek kijken voor de IB. Voor het erfrecht en bij bedrijfsopvolging is natuurlijk de opvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting met DCF-waarderingen nog steeds van kracht. Als er geen eerste pachtersvoordeel was bij de familie, de grond overgaat bij bedrijfsopvolging volgens de waardering die daar is toegestaan en er geruisloos kan worden doorschoven, dan is dat mogelijk ook een oplossing die het overwegen waard is. Er moet dan wel worden bekeken of de via maatschap en verpachting geregelde opvolging nog wel optimaal is.

    Het wordt er allemaal niet eenvoudiger op. De Staatssecretaris geeft aan dat reguliere regelingen in de IB (artikel 3.63 wet IB 2001) en SW (de BOR) voldoende mogelijkheden bieden en er dus geen speciale regeling meer nodig is. Als dit betekent, dat hij niet verder gaat beperken dan valt wellicht met een zoenoffer als deze beperking nog wel te leven. Laat u zich goed voorlichten, dit is geen onderwerp voor massale "standaard" regelingen, zoals we bij voorbeeld bij de herwaardering van de ondergrond van agrarische bedrijfswoningen hebben gezien. Kies voor maatwerk.

    Bron

    Lees verder
  • Nieuwe fiscale regels met ingang van 6 december 2018 Door Wijnkamp Keulers op 11-12-2018

    Besluit Staatssecretaris van Financiën, ingangsdatum 6 december 2018 betreft fiscale regelingen Ruimte voor Ruimte, betalingsrechten, meerwaarde door herverkaveling via landinrichting, regeling gronden in gebruik voor windturbines en zonnepanelen.

    Naast de afschaffing van de regeling van het tweede pachtervoordeel zijn er in hetzelfde besluit van 6 december 2018 fiscale regelingen van kracht geworden, die de (gedeeltelijk) stoppende landbouwers aangaan en landbouwers met "nevenactiviteiten", zoals plaatsing van windturbines en zonnepanelen. Ook de regelingen rondom quota (niet meer nodig) en betalingsrechten zijn aangepast. Een korte bloemlezing.

    Winst bij Ruimte voor Ruimte regeling soms onbelast
    De meerwaarde van grond, die ontwikkeld wordt in het kader van Ruimte voor Ruimte, is slechts belast boven de oorspronkelijk WEVAB. Had de grond door mindere bedrijfsactiviteiten een lagere WEVAB gekregen, dan mag de oorspronkelijke hogere WEVAB worden toegepast voor toepassing van de landbouwvrijstelling. De afwaardering van voormalige bedrijfsgebouwen is een aangelegenheid, die niet door dit besluit wordt geregeld. Afwaardering tot lagere marktwaarde is in beginsel mogelijk. Niettemin, kosten van sloop van opstallen of minderwaarde ervan kan wel opgaan in de WEVAB van een Ruimte voor Ruimte kavel als de WEV uiteindelijk veel hoger is dan de WEVAB. De staatssecretaris meent dat minderwaarde naar rato aan grond en opstallen moet worden toegerekend. Daar zal het laatste woord nog wel niet over gezegd zijn.

    Betalingsrechten
    De per peildatum 1 mei 2015 toegekende betalingsrechten zijn een steunmaatregel van het inkomen van de landbouwer. Het is een vordering en geen bedrijfsmiddel. De boekwaarde van de vordering is nihil, want de vordering is om niet verkregen. Bij verwerving van betalingsrechten moeten die voor de koopprijs en toe te rekenen kosten op de balans worden geactiveerd. Er kan niet op worden afgeschreven, want het is geen bedrijfsmiddel. Verkoop van betalingsrechten leidt niet tot afboeking van de boekwaarde van het recht, aldus de visie van de Staatssecretaris.

    Meerwaarde landbouwgrond door verkaveling bij landinrichting
    Op hoofdlijnen verandert er niets. De meerwaarde op de grond, die is toe rekenen aan de verbeteringen door de (her) verkaveling, zijn niet op grond van de landbouwvrijstelling vrijgesteld. Het in een keer betalen van de landinrichtingskosten leidt ertoe dat de facto de boekwaarde van de grond daarmee wordt opgehoogd (zijn dus geen aftrekbare kosten) en in mindering strekken op de (niet vrijgestelde) belaste winst. De winst wordt pas bij realisatie dus bij vervreemding van de grond belast.

    Ondergrond windturbines en zonnepanelen
    Door het arrest van de HR van 23 april 2010 nr 08/04843 is duidelijk geworden dat de exploitatie van een windturbine door een landbouwer als een aparte onderneming is te beschouwen. Een dergelijke exploitatie betekent dat er over de meerwaarde van de ondergrond boven de WEVAB direct moet worden afgerekend door de zogenaamde "sfeer overgang" naar een ander onderneming. Bedoeld wordt dat de landbouwonderneming (voor een deel) wordt gestaakt (stakingswinst WEV> WEVAB) en een nieuwe onderneming wordt gestart. Boekwaarde van de grond in de nieuwe onderneming is dan WEV. Een vergelijkbare belemmering kan zich volgens de staatssecretaris voordoen als er percelen grond worden onttrokken aan de exploitatie in het bestaande landbouwbedrijf. De staatssecretaris keurt goed dat het "afrekenmoment" wordt uitgesteld, de grond wordt als het ware als "niet onttrokken beschouwd", niettemin de WEVAB wordt bevroren.

    Tot slot
    Alles dat (fiscaal) met landbouwgrond heeft te maken is ingewikkeld en dient in samenhang met juridische regelingen te worden bezien. Oriënteert u zich vooraf en zorg voor uw eigen gespecialiseerde adviseur. Gratis advies bestaat niet en goedkoop is duurkoop. Het is niet voor niets, dat er nieuwe beleidsregels zijn, de touwtjes worden aangehaald en dat is gegeven het belang van landbouwgrond voor natuur, milieu en ruimtelijke ordening met alle financiële gevolgen van dien natuurlijk niet verbazingwekkend. Uw grond is uw belangrijkste productiemiddel, handel daarnaar!

    Bron

    Lees verder
  • Erfgenaam, fiscale claims niet onderschatten Door Wijnkamp Keulers op 11-10-2018

    Een notaris meldt zich bij u omdat u bij testament als erfgenaam bent benoemd. Leuk, denkt u, dat is mooi meegenomen. Niettemin kunt u van een heel koude kermis thuis komen als er flinke schulden blijken te zijn. Als u aansprakelijk daarvoor bent omdat u een erfenis hebt aanvaard, dat kan bijvoorbeeld omdat u spullen uit het huis hebt verkocht, dan kan het u uit uw eigen vermogen geld gaan kosten. Belastingschulden komen steeds meer, en helaas vaak achteraf in beeld als onaangename verrassing. De nieuwste maatregelen bij door een overledene niet opgegeven buitenlands vermogen kunnen forse claims en zelfs boetes voor erfgenamen tot gevolg hebben. Eigenlijk is het steeds minder aan te raden om een erfenis van een ondernemer of een vermogend familielid zonder uitgebreid nader fiscaal onderzoek te aanvaarden. Let wel, het onderzoek dat de notaris doet voor successierecht is meestal onvoldoende. Bovendien vindt dat onderzoek meestal pas na zo'n acht maanden plaats en dat is te laat. Eigenlijk moet er een gedegen onderzoek plaatsvinden, voordat een erfenis anders dan benificiair is aanvaard. Voor executeurs geldt, hoed u voor aansprakelijkheidsclaims.

    Een erfenis van ongetrouwde oom

    Stel, u hoort dat u erfgenaam bent van uw oom en u doet niets, u verwerpt niet en u gaat niet naar de notaris voor een beneficiaire aanvaarding, dan hebt u de erfenis zonder voorbehoud aanvaard. Na een jaar getouwtrek met andere erfgenamen wordt het huis geleegd en vindt u in een schoenendoos redelijk recente bankafschriften van verschillende rekeningen in Liechtenstein en Luxemburg met een totaal saldo van € 750.000 op naam van uw oom. Na lang zoeken vind u enige aangiften inkomstenbelasting van uw oom. U controleert deze en kan in de aangiften niets vinden omtrent deze rekeningen. In eerste instantie gaat u ervanuit dat deze rekeningen inmiddels zijn opgeheven en uw oom alles heeft opgemaakt. Tot dat u zich herinnert dat uw oom tot vlak voor zijn overlijden regelmatig naar Liechtenstein ging en u daarna altijd via de bank een bedrag geschonken kreeg. U was er blij mee, want de studies van de kinderen werden ermee betaald.

    Hoofdelijk aansprakelijk voor belastingschulden overledene

    Wanneer u de erfenis hebt geaccepteerd, bent u hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden van de overledene. Hoofdelijk aansprakelijkheid heeft tot gevolg dat de schuldeiser u kan aanspreken voor het geheel en u zelf bij de overige erfgenamen hun deel van de schuld moet zien terug te halen.

    Acceptatie hoeft niet bij de notaris plaats te vinden. Door uw gedragingen - huis leeggehaald en inboedel verkocht of huis verkocht - hebt u de nalatenschap aanvaard en bent u ook met uw eigen vermogen (hoofdelijk) aansprakelijk voor in dit geval ook de gevolgen van het verzwegen vermogen in het buitenland. Maar ook wanneer u onder druk van de verhuurder het huis leeg hebt gehaald en de inboedel hebt verkocht en bijvoorbeeld het Breitling-horloge, dat nog in het doosje zat, zelf hebt gehouden. Ook dit kan zuivere aanvaarding van de nalatenschap zijn met alle gevolgen van dien.

    Verzwegen vermogen in het buitenland

    In dit voorbeeld heeft de erflater vermogen in het buitenland, dat nooit is aangegeven in de belastingaangifte en is dit in een later stadium door u ontdekt. Dit betekent dat u een aanzienlijke belastingclaim te wachten staat en dat terwijl u niet eens wist dat het er was.

    De Belastingdienst zal bij verzwegen vermogen een boete van 300% van het te betalen bedrag aan inkomstenbelasting opleggen. Naast de inkomstenbelasting-gevolgen zal dit ook gevolgen voor de erfbelasting hebben, zeker wanneer de aangifte al is gedaan op het moment dat het vermogen ontdekt wordt. Er geldt een vergrijpboete van 100% op het ten onrechte niet corrigeren van een onjuiste aangifte erfbelasting wegens vermogen in het buitenland.

    Let dus op bij het handelen na het overlijden, er is al snel sprake van het aanvaarden van een erfenis. Het is verstandig, zeker wanneer de erfenis verkregen wordt van een ondernemend of vermogend familielid, om beneficiair te aanvaarden, zodat het risico op aansprakelijkheid voor (belasting)schulden zo veel mogelijk wordt beperkt. Op basis van de huidige wetgeving zou u immers tot twaalf jaar na het overlijden van uw oom, geconfronteerd kunnen worden met de fiscale gevolgen van het handelen van uw oom.

    Komt alsnog (verzwegen) buitenlands vermogen boven water, dan is aansprakelijkheid moeilijk te voorkomen. Zo spoedig mogelijk melding maken bij de Belastingdienst van dit vermogen, voordat de Belastingdienst het zelf ontdekt, dan kunnen boetes mogelijk worden voorkomen of beperkt, maar die navorderingsaanslag vermeerderd met belastingrente op grond van € 750.000 vermogen in het buitenland komt. Houd daar rekening mee.

    Lees verder
  • Windpark Zeewolde, Raad van State aan zet Door Wijnkamp Keulers op 23-04-2018

    Op 23 en 30 augustus 2017 heeft de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State een uitspraak gedaan inzake beroep over het (kennelijk voor de tweede keer) onder overgangsrecht brengen van windturbines, die vallen in het bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016. In de uitspraak heeft de Afdeling aangegeven dat in de betreffende procedure het Rijksinpassingsplan (RIP) en de bijbehorende besluiten niet ter beoordeling stonden. De beoordeling was dus beperkt tot de vraag of de windturbines onder het overgangsrecht geplaatst mochten worden. Dat mocht, omdat binnen de planperiode (10 jaar) concreet zicht was op verwijdering. Indien dit niet het geval was, moet de turbine positief in bestemd worden. De gemeenteraad wees voor het standpunt dat de windturbines binnen de planperiode zullen worden verwijderd op Partiële herziening, de Beleidsregel windmolens, de Noodverordening, het RIP en Regioplan. De Afdeling verwierp de stelling van een van de eigenaren, dat er geen draagvlak was en dat er niet onteigend kon worden, dus de plannen onuitvoerbaar zouden zijn. De Afdeling twijfelde niet aan het standpunt van de gemeenteraad dat alle kosten op de Ontwikkelvereniging zouden worden verhaald.
    ABRvS 23 augustus 2017 NL:RVS:2017:2392; ABRvS 30 augustus 2017 ECLI:NL:RVS:2017:2333

    Tot zover het bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde, inmiddels zijn we een stadium verder. De Ontwikkelvereniging is opgevolgd door Windpark Zeewolde BV, een BV met een klein aandelenkapitaal (minder dan € 5.000), waarbij de participerende "boeren, burgers en buitenlui" betalen via contracten en SDE+ subsidies voor de economische haalbaarheid moeten zorgen.

    Op dit moment is een zogenaamd Rijksinpassingsplan (RIP) in procedure met bijbehorende besluiten. Dit plan volgt als het ware op een eerder Provinciaal Regioplan en onder meer het hiervoor genoemde bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde van oktober 2016. Bestaande turbines zijn in feite weg bestemd door het bestemmingsplan Buitengebied en RIP en zullen uiteindelijk kunnen worden onteigend.

    Bijzonder is dat dit (RIP) plan een plangebied kent waarbinnen nieuwe, grotere windturbines worden vergund, aan één vergunninghouder (Windpark Zeewolde BV), onder de verplichting om bestaande windturbines buiten het plangebied te saneren.

    Stand van zaken 9 april 2018:

    De Raad van State heeft aan de Advocaat-Generaal een conclusie gevraagd of eigenaren van windturbines buiten het plangebied (en overige belangstellenden voor exploitatie) een relevant belang hebben bij beroep tegen het RIP. Aan deze relativiteitseis moet eerst worden voldaan, voordat hun beroep verder inhoudelijk kan worden behandeld (artikel 8:69a AWB).

    Zijn de eigenaren ontvankelijk, dan zal alsnog hun beroep moeten worden beoordeeld door de Afdeling. Op 9 april jl. hebben belanghebbenden hun visie kenbaar kunnen maken in een zitting van de Afdeling. De windturbine eigenaren ageren niet alleen tegen de gedwongen sloop van hun turbines, die nog vele jaren meekunnen en niemand in de weg staan, zij menen ook dat zij nimmer een eerlijke kans hebben gehad om (een deel van) het nieuwe plan te realiseren. En omdat sprake is naar hun visie van "schaarse rechten" had hen die kans niet bij voorbaat mogen worden ontnomen, gedwongen voortgezet collectief ondernemerschap via Windpark Zeewolde BV voldoet naar hun visie niet aan de eisen.

    De AG is nu aan zet, de vraag is of het RIP verdeling van schaarse rechten betekent en of de belanghebbenden een relevant belang hebben bij een beroep dat zij wilden "meedoen" en dus niet van maar één vergunninghouder bij voorbaat had mogen worden uitgegaan. Ook speelt een rol of het feit dat er een "breed gedragen" burgerinitiatief is; in feite maakt dat, dat er geen schaarse rechten zijn, want je kunt immers meedoen. Hier speelt ook de vraag of de initiatiefnemende "boeren, burgers en buitenlui" wel te vereenzelvigen zijn met uiteindelijk certificaathouders en contractspartijen en Windpark Zeewolde BV.

    Sanering door onteigening:

    Min of meer los van deze problematiek speelt de vraag op welke wijze uiteindelijk de weg bestemde windmolens zouden moeten gaan verdwijnen.

    Het lijkt erop dat de ondergrond van de "overbodige turbines" een agrarische bestemming krijgt en dat het terugbrengen van deze bestemming de grondslag voor onteigening zal moeten zijn. Feitelijk is het doel natuurlijk anders, de verwijdering van de turbines. Er zijn wat complicaties denkbaar, die een onteigening nog geen gelopen koers doen zijn. Zo is er in één rij van windmolens er één niet wegbestemd en die ene maakt wel gebruik van een infrastructuur, die gemeenschappelijk eigendom is. Vooral bij de windturbines buiten het plangebied loopt de onteigenende overheid aan tegen het verweer dat alleen binnen een plangebied kan worden onteigend. Een verweer van zelfrealisatie zou trouwens ook nog wel eens kansrijk kunnen zijn.

    Tot nog toe is Windpark Zeewolde BV kennelijk niet in staat of bereid geweest op basis van de beginselen van de Onteigeningswet besprekingen tot een minnelijke regeling aan te gaan. Kennelijk is vanaf september 2017 de Provincie ter zake aan zet, aldus een van de raadslieden op de zitting van 9 april jl. van de Raad van State.

    Omdat bij een onteigening volgens de Onteigeningswet en de Handreiking Administratieve Onteigeningsprocedure (16 januari 2016) voorgeschreven wordt dat bij een onteigening documenten moeten worden overgelegd over de planuitvoering, waaronder een projectplanning, zal niet met een al te vage grondslag voor onteigening kunnen worden volstaan. De grondslag zal vermoedelijk moeten zijn "verwezenlijking van de agrarische bestemming". Wij zijn benieuwd hoe men dat gaat invullen.

    Kortom, de beroepsprocedure tegen het RIP en bijbehorende besluiten is de opmaat voor verdere juridische schermutselingen. Ondertussen blijft het gek dat om meer minder CO2-uitstoot door meer windenergie te bereiken, windturbines moeten worden gesloopt.

    Lees verder
  • Zonnepanelen op landbouwgrond, mooie kans met voetangels en klemmen Door Wijnkamp Keulers op 18-04-2018

    Landbouwgrond is weer "warm", zo niet "heet". De aanleg van zonneparken leidt tot op het oog profijtelijke aanbiedingen. In sommige gevallen wordt wel € 8.000 per hectare per jaar huur geboden voor een periode van 20 jaar. Omdat de subsidiepotten ruim gevuld zijn, zien we weer allerhande ondernemende partijen de boerderijen afgaan met voor-contracten, opties en wat dies mee zij. Oppassen dus, met wie u zaken doet ... er zijn ook nog wat fiscale gevolgen, waaraan u moet denken.

    Zolang de grond gebruikt wordt in het landbouwbedrijf, is in beginsel op de winst, die wordt behaald bij verkoop, de landbouwvrijstelling van toepassing. Huurinkomsten en dergelijke zijn gewoon belast met IB, is de grond meer waard door de mogelijkheid er zonnepanelen op te zetten, dan is die meerwaarde niet vrijgesteld onder de landbouwvrijstelling. Of de grond ondernemingsvermogen kan blijven of verplicht naar privé moet (afrekenen over de niet vrijgestelde meerwaarde), hangt af van de feiten. Oppervlakte, duur, rest van de ondernemingsactiviteiten en ook de keuze van de ondernemer, mits die past binnen de kaders van de redelijk handelende ondernemer, zijn zo de elementen die tellen. Houd er rekening mee dat bij verplicht overgaan naar privé, moet worden afgerekend en de grond in box 3 komt. Dat kan flink nadelig uitpakken, dus breng dat van tevoren in kaart, je wilt niet over de contante waarde van de huuropbrengsten over een periode van 20 jaar ineens afrekenen en vervolgens box 3 aan je broek krijgen. Tenslotte moet die BV, waarvan je de huur ontvangt, nog maar eens zien de te overleven.

    Overigens, bij grond in een BV speelt dit minder, dus inbreng is misschien nog niet zo'n gekke optie, wel rekening houden met overdrachtsbelasting natuurlijk, wellicht bij de aanleg met BTW belast leveren dus. Bij verhuur opletten, optie belaste verhuur is juist … een optie. Zo voorkom je BTW-nadeel en cumulatie van overdrachtsbelasting en BTW.

    Lees verder
  • Verkoop van boerderij met vergunningsmankementen, riskant … ook voor koper Door Wijnkamp Keulers op 18-04-2018

    Het Hof Den Bosch heeft op 11 april jl. beslist dat bij een verkoop van een boerderij, die zonder vergunning was uitgebreid, de verkoper zich er terecht op kon beroepen dat de koper bekend was met de situatie. Het ging om een boerderij, die zonder vergunning was uitgebreid, met de bedoeling om te kunnen splitsen. Omdat sprake was van een LOG-gebied kon dit niet worden vergund. De koper stelde er pas na de koop achter te zijn gekomen, dat dit niet mogelijk was. De koper riep per brief een buitengerechtelijke ontbinding in.

    De verkoper stelde alle informatie te hebben verstrekt, vorderde nakoming van de koopovereenkomst onder verbeurte van een dwangsom per dag. De koopovereenkomst was gesloten in januari 2012.

    Twee gerechtelijke instanties verder werd de koper door het Hof veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomst, betaling van ruim € 296.000 aan verbeurde dwangsommen tot en met september 2012, daarna vanaf september 2012 dwangsommen van € 1.947 per dag, voorts nog € 3.000 en ook nog € 1.000 per maand over de periode van september 2012 tot datum vonnis.

    Deze koper heeft zwaar moeten boeten voor zijn weigering de boerderij geleverd te doen krijgen. Pakweg zes getuigen zijn gehoord, kortom de juridische procedures zijn langdurig en kostbaar geweest. Buitengerechtelijke ontbinding inroepen (dus per brief) in combinatie met eerder overeengekomen dwangsommen is riskant, zo blijkt hier maar weer.

    Hier is sprake van een koper, die na het sluiten van de overeenkomst, probeert de schade te beperken, gegeven de veroordeling door het Hof lijkt dit faliekant mislukt. Achteraf herstellen is niet een compensatie voor niet goed opletten bij de koop, zo blijkt. Bij koop van onroerende zaken in het buitengebied is inschakeling van een goede makelaar, die de status van de onroerende zaak nauwgezet onderzoekt, onontbeerlijk. De regels in het buitengebied worden aangehaald, wat eerder geen problemen opleverde zoals hier en daar zonder vergunning bouwen en gebruik in strijd met de bestemming, is niet meer aan de orde.

    Het tekenen van dit contract is de koper duur komen te staan. Ook de verkoper zal niet blij zijn geweest met de gang van zaken, jaren wachten op de verkoop en het geld, kostbare juridische procedures en onzekerheid…, de opluchting zal wel groot zijn.

    Alle reden om bij het aangaan van contracten bij agrarisch onroerend goed niet over één nacht ijs te gaan. Reken maar eens uit, wat deze koper extra moet betalen!

    Lees verder
  • Pacht? Bedrijfsmatige exploitatie geeft de doorslag, ook fiscaal Door Wijnkamp Keulers op 30-03-2018

    Bedrijfsmatige exploitatie van pachtgronden blijft de gemoederen bezighouden. Het belang van bedrijfsmatige exploitatie is niet alleen bij de beoordeling van het bestaan van een pachtovereenkomst aan de orde, maar speelt ook mee bij de fiscale waardering van pachtgronden in box 3. Bij hobbymatig gebruik moet de verpachte grond tegen de waarde in het economisch verkeer worden aangegeven in box 3 en geldt er geen beperking vanwege pachtdruk.

    Onlangs heeft de Rechtbank Limburg zich gebogen over de vraag of er sprake was van pacht in de situatie dat een perceel grond was verkocht onder het voorbehoud van tijdelijk (voortgezet) gebruik tegen een vergoeding van € 4.800 per jaar. Dit gebruik is opgezegd door de (nieuwe) eigenaar met inachtneming van de bepalingen inzake huur.

    Pacht
    De (nieuwe) eigenaar stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een pachtovereenkomst, aangezien hij de grond heeft gekocht voor eigen gebruik. Het gebruik door verkopers zou alleen voor de tussenliggende periode bedoeld zijn. Dit volgt naar zijn mening ook uit de koopprijs van € 20 per m2. Bovendien voldoet het gebruik door de verkopers niet aan de eisen van bedrijfsmatig gebruik in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf.

    Bedrijfsmatige exploitatie
    Of sprake is van een pachtovereenkomst wordt bepaald door het bedrijfsmatig gebruik van het betreffende perceel. De bedrijfsmatige exploitatie wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden, zoals deze door het pachthof in een arrest van 12 mei 2009 (ECLI:NL:GHARN:2009:BI4361, Boetzelaer/Weenink) zijn aangegeven:
    1. de omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;
    2. de vraag of de voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaats vinden;
    3. het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement; en
    4. de vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft,
    een en ander in onderlinge samenhang te beschouwen en met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval.

    De eigenaar heeft in dit kader verzocht informatie te verstrekken omtrent de agrarische onderneming van gebruikers en in het bijzonder de financiële omstandigheden duidelijk te maken. De gebruikers leggen deze gevraagde gegevens niet over. De pachtkamer kan dan ook niet vaststellen of gebruik al dan niet tezamen met overige agrarische activiteiten als pacht kan worden aangemerkt, zeker nu beide gebruikers een volledige baan in dienstbetrekking hebben, en oordeelt dat er in deze situatie geen sprake is van pacht.

    Box 3 IB
    Bedrijfsmatig gebruik van het gepachte is essentieel niet alleen voor het al dan niet bestaan van een pachtovereenkomst, maar ook voor de waardering van verpachte landbouwgronden in box 3.

    In geval van hobbymatig gebruik van de landbouwgrond, dient de verpachter de gronden tegen de werkelijke waarde op te geven voor box 3. Dit kan een aanzienlijke verzwaring van de belastingdruk betekenen. Verpachte grond op basis van reguliere door de grondkamer goedgekeurde pacht met een verwachte looptijd van zo'n 20 jaar kan tegen 50% van de waarde in box 3 verantwoord worden. In geval van geliberaliseerde pacht en derhalve eindige pacht zal de waardering voor box 3 afhankelijk zijn van de resterende looptijd van de geliberaliseerde pacht. Voor een kortlopende overeenkomst van 1 jaar zal bijna 100% van de waarde van de grond in box 3 moeten worden meegenomen.

    De uitgangspunten voor de waardering van verpachte landbouwgronden voor de aangifte over 2017 zijn inmiddels op de website van de Belastingdienst gepubliceerd (zie https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/berichten/nieuws/waardering-verpachte_gronden-2017)

    Lees verder
  • Niet betalen BTW door nihil aangifte, verboden vrucht Door Wijnkamp Keulers op 30-03-2018

    BTW over een te lage omzet aangeven of, zo mogelijk nog erger, teveel BTW terugvragen en aldus de Belastingdienst als bank gebruiken heeft vervelende consequenties. Het argument dat het wel via een suppletieaangifte kan worden gecorrigeerd of dat het echt wel zou worden gecorrigeerd, blijkt niet te helpen. Bij een overigens ook faillissementsfraude plegende ondernemer was het gerechtshof Den Bosch onverbiddelijk. Een flinke gevangenisstraf was het gevolg. Dat heeft te maken met het karakter van de BTW. Omdat je in feite zelf je belastingschuld of vordering kunt vaststellen is de regeling fraudegevoelig. Dat er forse boetes en zelfs gevangenisstraffen bij fraude worden opgelegd, is inherent aan de regeling. Ook accountants- en adviseurs lopen behoorlijke risico's. Als zij BTW-schulden niet opnemen in de jaarrekening of anderszins meewerken aan de fraude zijn ze al snel dader, medepleger of medeplichtig. Verwacht dus niet veel begrip van uw accountant als u een scheve schaats wil rijden.

    Veel adviseurs kennen het (nog) wel, alvast een nihilaangifte doen omdat de btw-aangifte gedaan moet worden en de gegevens nog niet voorhanden zijn of de klant talmt.

    Het idee was: je kunt altijd nog een herstelaangifte indienen, meestal door een suppletie na afloop van het boekjaar bij opmaken van de jaarstukken. Ben je op tijd en is de aangifte vrijwillig dan was er inderdaad niet zoveel aan de hand bij eenvoudige fouten of verkeerde wetsopvatting. Dat laatste blijft ook zo, echter als er opzettelijk nihilaangiften worden gedaan omdat er geen geld is, dan ligt de zaak anders.

    Een uitspraak van het Hof Den Bosch geeft een duidelijk voorbeeld van de omvang van de fraude, de motieven van de dader en de consequenties. In deze zaak kreeg de dader een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

    Zijn BV had in de periode januari tot en met juni 2012 aan verschillende afnemers partijen cement geleverd, uiteraard was over de leveringen BTW verschuldigd. Die was ook op factuur in rekening gebracht. De bestuurder van de BV X heeft over de eerste twee kwartalen van 2012 nihilaangifte gedaan. Hij deed dat omdat de BV de verschuldigde BTW op een juiste aangifte niet kon betalen. De bestuurder had naar zijn zeggen het voornemen om de aangiften later door middel van een suppletieaangifte te corrigeren. Daar is hij kennelijk niet aan toe gekomen, want dat is nooit gedaan. De BTW, die moest worden afgedragen, was rond de € 315.000.

    Het gerechtshof in navolging van de rechter in eerste aanleg veroordeelde de bestuurder voor het opzettelijk onjuist doen van BTW-aangifte met als gevolg dat te weinig belasting wordt geheven. Hiervoor kreeg hij een gevangenisstraf opgelegd van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De BTW moest uiteraard ook nog betaald worden, zoals bekend is er in zo'n geval privé-aansprakelijkheid.

    Sjoemelen met BTW lijkt laaghangend fruit, maar is een verboden nogal bittere vrucht. De wet kent meerdere bepalingen op grond waarvan een bestuursrechtelijke (boete) of strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd voor het onjuist doen van BTW-aangifte. Naast bestuurlijke boetes, die door de inspecteur worden opgelegd, kan er ook de weg van het strafrecht (fraude) worden gekozen.

    De keuze voor het opleggen van een bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sanctie is afhankelijk van de hoogte van de niet-betaalde omzetbelasting. Bij een bedrag vanaf € 100.000 wordt in beginsel gekozen voor strafrechtelijke vervolging. Dat kan ook adviseurs, medewerkers of medeplegende familieleden betreffen en dat kan ver gaan. Zo is naast het doen van een onjuiste aangifte ook strafbaar, het niet melden bij het constateren van een fout in een reeds ingediende BTW-aangifte of het te laat betalen van de verschuldigde belasting en het niet tijdig doen van BTW-aangifte.

    In de praktijk worden de risico's nogal eens onderschat. Opzet is veel sneller aan de orde dan velen denken, ook ben je in meer gevallen dader, medepleger of medeplichtige. Als uw accountant of belastingadviseur "lastig" doet over de BTW, heeft dat een reden wellicht nog maar eens even nadenken in zo'n geval.


    Hof Den Bosch 13 maart 2018 (20-000657-16, ECLI:NL:GHSHE:2018:1053).

    Lees verder
  • Belastingen in 2018, gecamoufleerde verhogingen zetten de toon Door Wijnkamp Keulers op 12-01-2018

    Emeritus-hoogleraar Leo Stevens beklaagde zich onlangs in het Financieel Dagblad (05-01-2018) over de miskenning van het maatschappelijk rechtsgevoel door Ministerie van Financiën en politiek. Hij meent dat Rutte III een valse fiscale start heeft gemaakt. Hij ergert zich aan het aanhoudend gecamoufleerd verhogen van de belastingdruk. Vooral het intrekken van de vrijstelling bijtelling eigen woning bij afgeloste hypotheek (Wet Hillen) toont onbetrouwbaarheid. Dat dit nodig zou zijn om de overheidshuishouding sluitend te krijgen, noemt hij ongeloofwaardig. Het bleek wel haalbaar om 1.4 miljard vrij te maken voor afschaffen van de dividendbelasting, zo stelt hij.

    Fiscalisten en politiek

    De politiek is er in de vorige kabinetsperiode niet in geslaagd het belastingstelsel te hervormen. Hervorming is hard nodig, want de politiek heeft het stelsel uit 2001 inmiddels opgetuigd met een woud aan detailregelingen, daarmee is het uiterst ingewikkeld en vrijwel onuitvoerbaar geworden. De Belastingdienst is flink in de problemen gebracht.

    Fiscalisten gaan niet over politieke keuzes, maar de vrees dat de overheid met "stiekeme" belastingverhogingen en volgens Stevens "irritant inhalige" regels burgers tegen zich in het harnas jaagt, wat uiteindelijk de inning sterk gaat bemoeilijken, is meer te horen in de belastingwereld.

    Door eerst voordelen voor te spiegelen, mensen daarop te laten acteren, daarna regelingen in te trekken en hogere lasten op te leggen, lijkt de overheid op zijn minst de schijn te wekken van onbetrouwbaarheid. Het gevoel "beet genomen te zijn" is slecht voor de belastingmoraal. Dat geldt ook voor overheidsbeleid dat met twee maten meet in een zelfde situatie. Bij te laat betalen van burgers zijn er torenhoge boetes en flinke belastingrente, bij trage teruggave en of te laat (terug) betalen door de overheid, geen boete en vergoedt de overheid nauwelijks kosten en rente. Dit maakt vooral ondernemers razend.

    De zorg is dus dat de overheid zich van de zwijgende belastingbetalende meerderheid vervreemdt met verslechtering van de belastingmoraal tot gevolg. Als daardoor grotere aantallen burgers zich gaan verzetten door belastingontwijking, belastingontduiking of het systeem gaan belasten met bezwaar en beroep, dan loopt de boel vast. Steeds meer dwang en via hoge boetes burgers in het gareel moeten dwingen, is het onvermijdelijke gevolg, de eerste tekenen zijn al zichtbaar. Dat dit beleid niet erg productief is, lijkt in Den Haag maar niet door te dringen. Voorlopig voert de roep om meer regels, meer controle en hogere boetes de boventoon. De Belastingdienst, die het allemaal moet uitvoeren, kan het niet aan.

    We noemen wat voorbeelden tot nadenken:

    Nieuwe auto's in 2018:

    De BPM afschaffen, vooral voor milieuvriendelijker auto's dat was de belofte. Er is niet veel van terecht gekomen, het behalen van voordeel wordt bemoeilijkt door de normen steeds minder haalbaar te maken. Gewone middenklasse auto's, als Peugeot 308 SW, op benzine schijnen ruim € 2.100 duurder te zijn geworden. Maar dat is het niet alleen. Een duurdere aanschafprijs betekent meer BTW correctie voor privégebruik en hogere bijtelling. Allerhande (provinciale) heffingen, die in de plaats moesten komen van de BPM, zijn niettemin ook gewoon ingevoerd. Per saldo is de (lease) auto van de normale middenklasse werknemer en burger dus gewoon weer melkkoe.

    Spaargeld:

    Inmiddels is de rente 0% en de inflatie ca 1,5%. De spaarder wordt bij vermogen tot € 75.000 belast in box 3 op basis van een gemiddeld rendement van ca 2,8%, vermogen tot een € 1.000.000 geeft kennelijk een gemiddeld rendement van 4,6% en hoger een rendement van 5,39%. Volgens Stevens is de spanning tussen fictie en werkelijkheid hier duidelijk zichtbaar, hij pleit voor belasting van werkelijke rendementen. Financiën wil er niet aan, box 3 is laaghangend fruit, men wil het niet kwijt. Dat vermogens worden uitgehold, mede dankzij belasting over niet genoten inkomen, lijkt ook volgens Stevens meer op onteigening dan op belastingheffing.

    Algemene heffingskorting en aftrekposten:

    De heffingskortingen zijn verlaagd, in 2018 nog weer meer. Aftrek voor kinderalimentatie (forfaitair) is afgeschaft, partneralimentatie is nog wel aftrekbaar, de aftrek is tegen het laagste tarief, de ex-partner, die ontvangt, moet daarentegen wel tegen de normale tarieven betalen. Meer halen en minder teruggeven, zo lijkt het. Dat geldt ook voor de hypoheekrenteaftrek, die sluipenderwijze steeds verder wordt beperkt. Had je afgelost onder de belofte dat je dan ook de WOZ-waarde van de woning niet meer hoefde bij te tellen … jammer dan, de wet Hillen is afgeschaft. Alsnog kiezen voor renteaftrek kan niet. Resultaat is renteaftrek weg, voordeel weg. Degene, die heeft afgelost, zit in de val, die kan geen kant meer op.

    MKB versus grootbedrijf:

    De MKB-winstvrijstelling wordt afgeschaft. De politiek heeft weinig feeling met (M)KB ondernemers en de risico's, die zij met hun gehele vermogen lopen. Fictief rendement wordt wel belast in box 3, écht risico en beperking van de aanwendingsmogelijkheden van ondernemingsvermogen (het zit vast) wordt niet in aanmerking genomen. Vergeten is dat de MKB-winstvrijstelling geen aftrekpost is, maar een tariefcompensatie was.

    Daar staat het kennelijk nogal achteloos toekennen van 1,4 miljard belastingvoordeel voor het grootbedrijf en buitenlandse investeerders door afschaffing van de dividendbelasting tegenover. Slappe knieën en ontvankelijkheid voor een handige lobby van het VNO is het beeld dat daar is blijven hangen.

    Keep it simple

    De zorg over rechtszekerheid en rechtmatigheid, die Stevens uit, heeft betrekking op het uiteindelijk efficiënt, goed en redelijk kunnen heffen van belastingen. Dat kan niet plaatsvinden als er niet een basis-consensus is en blijft, dat de overheid nuttig en noodzakelijk is en dat belastingheffing noodzakelijk is om voorzieningen in dit geweldige en rijke land te kunnen blijven betalen. Stevens heeft een punt, het systeem kan het niet meer aan, de uitvoering irriteert teveel burgers, die moeten betalen. Het moet anders. In 2018 is er een belastingherziening voorzien, hopelijk slagen onze politici erin om een robuust duurzaam belastingstelsel in wetgeving te verankeren. Less is more …?

    Lees verder
  • Landbouwmaatregelen nieuwe kabinet Door Wijnkamp Keulers op 13-10-2017

    De invloed van CDA en CU is zichtbaar. Het lijkt erop dat ondanks verzet van VVD en D'66 er toch weer een Minister van Landbouw komt. Terecht voor een echte top-sector, exportkampioen en leverancier van goed en veilig voedsel. Een eigen minister is noodzakelijk om milieubeleid en landbouweconomisch beleid evenwichtig te integreren, dat kan alleen met een eigen minister. Een overzicht van de maatregelen.

    200 miljoen voor sanering in de varkenshouderij, NVWA-organisatie krijgt 20 miljoen voor versterking van de organisatie. Het groen-onderwijs gaat weer naar OCW. De bedrijfsopvolging wordt gestimuleerd met 75 miljoen in 2018 en 75 miljoen in 2019, faciliteiten als de BOR blijven in stand. Samenwerkingsmogelijkheden in de Mededingingswet worden verruimd, er wordt gekeken naar de mogelijkheid om sectorale afspraken te kunnen maken. Geen wettelijk verplichte weidegang. Klimaatdoelstellingen mogen in plaats van via volumebeperkingen, ook met technische maatregelen worden bereikt. Niettemin zal de landbouw ook last hebben van het verhoogde BTW tarief van 9%, die drukt op het eindproduct in de winkels. De ACM daarentegen zal erop toezien dat producenten, die voldoen aan bovenwettelijke eisen van afnemers, supermarkten, daarvoor ook meer betaald krijgen, dat levert dan natuurlijk wel meer BTW-druk op en zo zie je dat de maatregelen elkaar tegenwerken.

    De beperking en afschaffing van ondernemersaftrek zal de agrarische sector flink geld gaan kosten, daar kan geen tariefsverlaging tegenop.

    Lees verder
  • Fiscale voorstellen nieuwe kabinet, BTW verhoging en minder aftrek hypotheekrente Door Wijnkamp Keulers op 06-10-2017

    Het nieuwe kabinet lijkt verder te gaan op de weg van lastenverzwaring voor de (hogere) middeninkomens. Vooral mensen met vermogen, waaronder eigen woningeigenaren en ondernemers in het kleinbedrijf, zullen meer moeten gaan betalen. Voor lage inkomens is het beeld beter, de toeslagen lijken ongemoeid te worden gelaten.

    De aankondiging van € 60 minder box 3 heffing door verhoging van de vrijstelling naar € 30.000, blijkt bij nadere beschouwing € 43 op jaarbasis te zijn, niet schokkend dus. De 3% BTW verhoging op diensten van de tuinman, de schoenmaker, de klusjesman, de kapper en noem maar op, levert daarentegen serieuze lastenverzwaring voor de middenstand op. Het doorberekenen aan de consument zal moeilijk zijn, die zal nog eerder en meer gaan kiezen voor niet meer repareren en weggooien of voor zwartwerk, waaronder “ruil-achtige” activiteiten via marktplaats.nl en “airbnb”. De ondernemer ziet zijn marges met 3% achteruit gaan en zijn lasten stijgen. Zwartwerkers hebben de wind in de rug, het onvermijdelijke gevolg is dat de bonafide ondernemer en zijn personeel de markt worden uitgedrukt. Het lijkt erop dat het nieuwe kabinet dat voor lief neemt.

    Ook de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek begint serieus vorm te krijgen. Aanscherping van de eigen woningreserve en verlaging van de aftrekpercentages zijn stappen op weg naar een algehele afschaffing, dit tegen de achtergrond van een steeds groter gebruik van huurtoeslagen in de huursector. Op de huursector ligt dan ook de nadruk in het beleid. Het stimuleren van eigen woningbezit is verleden tijd, vooral jongeren kunnen steeds minder lenen en zijn meer en meer afhankelijk van wachtlijsten bij woningbouwverenigingen. Drie tot vier jaar wachttijd is geen uitzondering. Ondertussen bakkeleien woningbouwverenigingen en gemeenten over de hoge grondprijzen, die gemeente voor “hun” gronden willen hebben. Gemeenten hebben een belang bij woningtekorten en dure huizen, zij hebben veel grond in bezit, gekocht voor 2008, en willen rente en winstopslagen inhalen, die zij door de crisis zijn misgelopen. Hoge huizenprijzen en tekort aan woningen maakt dat grond duurder kan worden verkocht, althans dat hopen de gemeenten. Ontwikkelaars, waaronder woningbouwverenigingen en bouwers, gaan daarin niet voetstoots mee, veel vergaderen en minder bouwen, dus voorlopig niet meer woningen beschikbaar, het is niet anders. Ook dit effect is, hetzij niet voorzien of wordt voor lief genomen.

    Is er dan alleen maar slecht nieuws te melden op het fiscale en collectieve lastenfront, nee … dat nu ook weer niet. De ondernemers met BV’s gaan minder betalen, dit om buitenlandse ondernemingen te verleiden zich in Nederland te vestigen en het multinationale grootbedrijf binnen te houden. We zullen zien of dat leidt tot meer “echte” banen en of dat het verlies van werkgelegenheid door stoppende middenstanders en kleinbedrijf-ondernemers kan compenseren. Want door aanscherping van de “fictief” en gebruikelijk loon regelingen is het voordeel voor DGA’s beperkt. Hoger verplicht loon betekent meer IB en die belastingdruk is veel hoger dan de lagere VpB belastingdruk, dus dat schiet niet op.

    Tegenover verdere beperkingen van de hypotheekrenteaftrek staat minder bijtelling voor de eigen woning en tariefsverlaging, vooral de hogere (midden)inkomens zullen er niettemin wel op achteruit gaan. En … oh ja, de doorbetaling van werknemers bij ziekte van twee jaar met het risico op 12 jaar doorbetalen, lijkt nu eindelijk enige aandacht te krijgen … er moet een fonds komen voor kleine werkgevers, wie dat gaat betalen is niet duidelijk. Die 12 jaar doorbetalen … daarover zijn nog geen berichten.

    We melden ons weer, zodra er meer nieuws is.

    Lees verder
  • Huwelijk en algehele gemeenschap van goederen verleden tijd?! Door Wijnkamp Keulers op 03-08-2017

    Vanaf 1 januari 2018 is een beperkte omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen tussen echtgenoten de standaard. Dit betekent dat het voor het huwelijk opgebouwde vermogen van de partners niet tot de gemeenschap zullen behoren en ook erfrechtelijke verkrijgingen en giften zullen buiten de gemeenschap blijven. Al hetgeen gedurende het huwelijk door de partners wordt opgebouwd, dan wel voor het huwelijk al tezamen is verkregen, behoort tot de gemeenschap. Ditzelfde geldt, in beginsel, ook voor schulden, die tijdens het huwelijk zijn aangegaan. De vraag is of het in de praktijk zo zal werken.

    Gevolgen nieuwe regeling
    Het vermogen dat u voor de trouwdag al heeft, blijft van u en valt niet in een gemeenschap van goederen. Bij een echtscheiding hoeft u van dat vermogen, voor zover dit nog steeds als privévermogen is te onderkennen, ook niets te delen. Dit geldt ook voor de schulden, die u bij het aangaan van het huwelijk heeft, deze blijven voor uw rekening en risico. De gemeenschap bestaat dan ook, in beginsel, alleen uit hetgeen gedurende het huwelijk wordt verkregen.

    Uitzonderingen
    Er zijn wel uitzonderingen op de wettelijke regeling van de beperkte gemeenschap, zo valt hetgeen gedurende voor of tijdens het huwelijk uit schenking of erfenis is verkregen, niet in de gemeenschap. Aangezien hetgeen krachtens schenking of erfenis verkregen niet in de gemeenschap valt, zou dat wellicht tot de conclusie kunnen leiden, dat het niet meer nodig is om bij de schenking en/of in het testament een uitsluitingsclausule op te nemen.

    Maar, er kan worden afgeweken van de wettelijke regeling bij huwelijkse voorwaarden en zo kan er alsnog een algehele gemeenschap van goederen worden gecreëerd. Zonder uitsluitingsclausule valt een verkrijging bij erfenis of schenking dan alsnog in de bij huwelijkse voorwaarden gevormde algehele gemeenschap van goederen. Dit is overigens ook aan de orde wanneer de erfenis of schenking is gebruikt voor de aanschaf van goederen of bijvoorbeeld een huis en er onvoldoende duidelijk is, wie wat betaald heeft en waarvan.

    Administratieplicht
    Om een goed zicht te houden op hetgeen voor het huwelijk is verkregen en privévermogen is, is het dus van belang dat een zorgvuldige administratieve vastlegging plaats vindt van de privévermogensbestanddelen. Wanneer er geen goede vastlegging is en de eigendomssituatie niet duidelijk is, kan bij bijvoorbeeld een echtscheiding, het standpunt worden ingenomen dat een bepaald vermogensbestanddeel gemeenschappelijk vermogen is, omdat niet kan worden aangetoond dat het een privébestanddeel is, zeker wanneer er vermenging met overig vermogen heeft plaats gevonden.

    Dit laatste zal waarschijnlijk de bottleneck worden van de nieuwe wetgeving. Ook nu wordt de jaarlijkse verrekening voortvloeiend uit huwelijkse voorwaarden nagenoeg niet nageleefd. Wij verwachten niet dat dit vanaf 1 januari 2018 anders zal worden, met als gevolg dat er feitelijk toch een algehele gemeenschap te constateren is.

    Lees verder
  • BV met vastgoed, geen overdrachtsbelasting bij aandelenoverdracht aan kinderen. Door Wijnkamp Keulers op 25-07-2017

    Met het toenemen van het aantal ondernemers in de post-actieve periode komt steeds meer de vraag aan de orde of resterende BV’s met vastgoedportefeuilles (materiële) ondernemingen zijn of dat de activiteiten in feite niet meer inhouden dan beleggen, zoals dat normaliter in box 3 plaatsvindt. Als sprake is van een onderneming, dan zijn in beginsel bedrijfsvolgingsregelingen in de erf- en schenkbelasting van toepassing. Ook de overdrachtsbelasting speelt bij overdracht van aandelen in de familiesfeer een rol. In geval van een onderneming is de aandelenoverdracht aan familieleden in beginsel vrij van overdrachtsbelasting. Let dus goed op dat er een materiële onderneming is en zolang dat nog het geval is, neem uw maatregelen, maak voort met de opvolging, want de mogelijkheden zullen beperkt gaan worden.

    Dat komt omdat naar de zin van Financiën en de Belastingdienst te veel oneigenlijk gebruik aan de orde is, dat kost geld en is dus in hun ogen onwenselijk. Recent dus weer tegenslag voor de fiscus bij heffing van overdrachtsbelasting. De rechtbank Noord-Holland bevestigde dit in een uitspraak van 26 juni 2017, nr. 15/4224, ECLI:NL:RBNHO:2017:5723. Het gaat om de vrijstelling, die is opgenomen in artikel 15, lid 1, aanhef, onderdeel b Wet BRV, deze vrijstelling is van toepassing, indien een ondernemer zijn onderneming aan een of meer familieleden overdraagt en daarbij onroerende zaken overgaan, die behoren tot en dienstbaar zijn aan de overgedragen onderneming.

    De rechtbank oordeelde met inachtneming van de zogenaamde doorkijk-arresten van de Hoge Raad (zie HR 23 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AU8559 en HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7580). Het komt erop neer dat naar de overwegende rechtshandelingen, die zonder BV tussenkomst vrijstelling opleveren, moet worden gekeken. Het al of niet tussenkomen van een BV, zou voor het rechtsgevolg in dit kader dan uitmaken. Als de vastgoedportefeuille in een eenmanszaak/IB onderneming bij overdracht aan familieleden is vrijgesteld, dan heeft een transactie waarbij aandelen in een BV met dezelfde activiteit wordt overgedragen aan dezelfde familieleden hetzelfde rechtsgevolg, dus vrijstelling. De rechtbank kijkt dus als het ware door de bv-structuur heen. Uiteraard moet aan alle voorwaarden worden voldaan, dus ook dat de kinderen ruim drie jaar na de verkrijging de aandelen nog hebben en de BV de werkzaamheden volledig heeft voortgezet.

    Hoger beroep

    Dit is een belangrijke uitspraak en weer een tegenvaller voor de Belastingdienst en Financiën. Zij zien het toepassen van vrijstellingen ook in geval van post-ondernemingsactiviteiten met lede ogen aan. Hoger beroep is niet uit te sluiten en uiteraard is te verwachten dat aanscherping van de wetgeving, waarbij de grens tussen (vastgoed)beleggen en echt ondernemen nader wordt gedefinieerd, de oplossing voor de fiscus moet brengen. Voor diegenen, die plannen hebben voor bedrijfsopvolging en overdracht van vermogen aan kinderen, is enige haast geboden. Zo mooi als het nu is, blijft het niet.

    Lees verder
  • Beleggingen binnen een BV met onderneming, vallen niet onder bedrijfsopvolgingsfaciliteit, … of toch wel? Door Wijnkamp Keulers op 21-04-2017

    De rechtbank Den Haag heeft voor de verkrijging door erfgenamen van aandelen in een Beheer BV, die een stoomschip heeft opgebouwd en exploiteert, beslist dat het stoomschip geen ondernemingsactiviteit betrof. Dit ondanks het feit dat beheer BV 100% aandeelhouder was van een dochter BV, die zich bezighield met onderhoud en verhuur van stoomketels, wat wel als ondernemingsactiviteit werd aangemerkt. Het lijkt er echter op dat de rechtbank ook ruimte geeft voor een iets slimmere manier van exploiteren, althans dat met betere onderbouwing van standpunten, er wel sprake zou kunnen zijn van ondernemingsactiviteit en dus toepassing van de BOR. Plannen en goed procederen is dus noodzaak en geen overbodige luxe.

    DGA overleden
    De betreffende DGA had kennelijk 100% van de aandelen in een Holding BV, die naast het houden van aandelen in een dochtervennootschap, die handel en onderhoud in stoomketels verrichtte, een stoomschip gedurende 10 jaar had opgeknapt en er flink in had geïnvesteerd (ca 8 mio in een periode van 10 jaar). Het schip was uiteindelijk nog niet helemaal af, maar werd al wel tegen enige betaling als museumschip en uithangbord voor het bedrijf van de dochter BV ingezet. Het stoomschip en de daarvoor bestemde liquide middelen bedroegen op de overlijdensdatum 85% van het vermogen van de beheermaatschappij. De aandelen werden geërfd door de echtgenoot, die deed een beroep op de BOR, de waarde van de aandelen was ca € 2,1 mio.
    Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur de aanwezige liquide middelen ter afbouw van het schip en het schip zelve als belegging aangemerkt en deze niet onder de BOR laten vallen. De vraag speelt of een in eigen beheer opgebouwd stoomschip ondernemingsvermogen vormt en derhalve recht bestaat op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij de verkrijging van de aandelen.

    Rechtbank Den Haag
    Rechtbank Den Haag overweegt dat beoordeeld moet worden of op de overlijdensdatum de exploitatie van het schip deel uitmaakte van de materiële onderneming van de dochtervennootschap of op zichzelf als het drijven van een materiële onderneming kan worden aangemerkt binnen Beheer BV. In Beheer BV is geen sprake van een ondernemingsexploitatie volgens de rechtbank. De bouw van het schip met de hiervoor bedoelde loods en het verkrijgen van vergunningen heeft ongeveer tien jaar geduurd en kostte circa € 8 mio. Het schip is vooral gebruikt als museumschip voor recreatieve vaart. Dit gebruik kan bedrijfsmatig zijn, maar gezien de hiermee behaalde opbrengsten is geen sprake van een kostendekkende exploitatie, ook in de toekomst zal er dik geld bij moeten naar verwachting. De rechtbank vond dat onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat met de exploitatie winst werd beoogd of redelijkerwijs kon worden verwacht. De rechtbank oordeelt daarom dat het stoomschip niet op zichzelf als een bedrijfsmatige activiteit kan worden aangemerkt binnen Beheer BV.

    Ook toerekening aan de onderneming van de dochter was niet aan de orde. De dochter houdt zich bezig met weliswaar de handel in - en verhuur van- stoomketels, maar hoe het stoomschip hierin past, is niet duidelijk gemaakt door de belanghebbende echtgenoot. Dat de ketel van het schip wordt gebruikt voor het testen en ontwikkelen van nieuwe brandstoffen, het schip wordt ingezet bij het reinigen van schepen en bij het repareren van defecte stoomketels en als zodanig een verlengstuk van de onderneming vormt, is door belanghebbende niet voldoende gesteld en aannemelijk gemaakt. Ook is onvoldoende onderbouwd dat als dit al tot bruikbare resultaten in de toekomst kan leiden, deze activiteiten voldoende opbrengsten genereren en onderdeel uitmaken van de bestaande onderneming. Omdat het schip niet tot het ondernemingsvermogen van beheer behoort, valt de waarde daarvan en de voor de afbouw beschikbare liquide middelen niet onder de BOR.

    Welke voorzet geeft de rechtbank
    Belanghebbende had aannemelijk moeten maken dat het stoomschip op zichzelf als een bedrijfsmatige activiteit kan worden aangemerkt, dan wel wordt gebruikt als verlengstuk van de onderneming van de dochter. Het gaat er dus om, om de functie van het stoomschip voor de handel van de dochtermaatschappij duidelijker te maken en/of de exploitatie van het schip zelve bedrijfsmatiger op te zetten.

    Gedacht kan worden aan het gebruik als schip primair bestemd voor opleiding en cursussen, als examenschip, als schip gebruikt voor het reinigen van schepen, het repareren van defecte stoomketels, als sleepboot, als onderzoeksschip, partyschip etc. Al die activiteiten bij elkaar, en in combinatie met de dochter BV (samenwerkingsovereenkomst, de dochter betaalt mee ...) moeten enige uitzicht op winst geven.

    Geldt voor alle beheermaatschappijen
    Er lijkt met betere planning, betere regelingen tussen dochter BV en Beheer BV en ietsje slimmer procederen een beter resultaat haalbaar te zijn geweest. In hoger beroep de zaak wat beter presenteren moet dus sowieso in dit soort gevallen, maar daarnaast helpt de zaken vooraf beter inkleuren natuurlijk veel meer. Als je alles tijdens de beroepsprocedure nog moet verzinnen, ben je als cliënt en adviseur gewoon te laat. De les is er voor alle DGA’s met beheermaatschappijen met panden en andere vermogensbestanddelen (belegde pensioenreserves), die ook in box 3 door particulieren worden belegd. Zorg voor voldoende activiteit en maak dat aannemelijk. Kortom pleeg onderhoud aan je BV. Eigenwijs gepruts in de marge en bezuinigen op je adviseurs kost geld en dat is in veel gevallen te vermijden.

    Rechtbank Den Haag van 9 maart 2017 (nr. 16/1684, ECLI:NL:RBDHA:2017:3400)

    Lees verder
  • Actualiteiten land- en tuinbouw Door Wijnkamp Keulers op 17-01-2017

    Inhuur ZZP'ers blijft riskant
    Met het afschaffen van de VAR loopt de opdrachtgever meer risico bij inhuur van zelfstandigen. De opschorting van de Wet DBA biedt niet veel zekerheid, de VAR is daarmee niet terug. Het gebruik van modelovereenkomsten van de Belastingdienst, die LTO heeft laten goedkeuren, en goed opletten dat er niet toch een arbeidsovereenkomst wordt geconstateerd, is de enige bruikbare weg.

    Verkoop land onder voorbehoud van (reguliere) pacht fiscaal aantrekkelijk
    Verkoop van eigendomsgrond onder voorbehoud van pacht kan het fiscaal ondernemingsvermogen aanzienlijk verminderen. Als er geen opvolgers zijn, kan op deze wijze toch een aanzienlijk fiscaal voordeel worden behaald, het gemis van de BOR kan in combinatie met gefaseerd schenken tot zeer aanzienlijke besparingen in de IB en erfbelasting leiden. Zelf regie houden en niet afhankelijk zijn van de kinderen, is voor veel ouders essentieel. Ook een onverwachte echtscheiding bij een van de kinderen mag geen probleem worden. Let op met familiestichtingen en fictief legaat, ga niet alleen bij de notaris of de accountant te rade, want de fiscale- en juridische uitwerkingen zijn niet voor iedereen doenlijk.

    Bedrijfsopvolging
    De BOR (bedrijfsopvolgingsregeling) heeft zijn langste tijd wel gehad en in combinatie met een mogelijke verhoging van het tarief in de erfbelasting dreigt een aanzienlijke verslechtering. Alle reden om nu actie te ondernemen. Ook voor ondernemers, die geen opvolgers hebben, geldt dit. Bij landbouwers en andere ondernemers met fors eigen vermogen is er bijzondere aandacht voor de schulden in de onderneming, worden die mee overgenomen dan is er een hogere grondslag voor de BOR op grond van een wettelijke bepaling, dit in tegenstelling tot leningen die zelf worden aangegaan, die vallen daar niet onder (HR 12 juli 2013).

    Geen landbouwregeling btw meer per 1 januari 2018
    De landbouwregeling in de btw gaat verdwijnen. Per 1 januari 2018 gaan alle landbouwers de btw in.

    Pachter betaalt geen pacht
    Als een pachtovereenkomst niet schriftelijk is vastgelegd en ook niet is goedgekeurd door de Grondkamer, kan de niet betaalde, maar wel verschuldigde pacht, niet in rechte worden ingevorderd door de verpachter. Een verpachter zal eerst moeten zorgdragen voor schriftelijke vastlegging en goedkeuring van de pachtovereenkomst, voordat hij de pacht kan incasseren via de pachtrechter. De verjaringstermijn ter zake van het invorderen van de achterstallige pacht begint iedere keer op het afgesproken moment van betaling. Voor de verjaringstermijn is het niet van belang of de Grondkamer de pachtprijs bij goedkeuring eventueel naar boven of beneden vaststelt. Ook het tijdstip van goedkeuring van de pachtovereenkomst is niet van belang voor de aanvang van de verjaringstermijn, heeft het Hof Arnhem onlangs bepaald. 

    Dwing inspecteur tot een beslissing
    Soms duurt het wel erg lang voordat een inspecteur beslist op een ingediend bezwaarschrift. As een inspecteur er te lang over doet, dan is er een mogelijkheid om wat extra druk te zetten.
    Onlangs heeft het Hof Den Haag beslist dat de Belastingdienst € 1.260 aan dwangsom moest betalen, € 166 aan griffierecht en € 1.488 aan kostenvergoeding moest betalen aan een belanghebbende, die klaagde over het maar uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift. De inspecteur was in beroep gegaan tegen een eerdere beslissing van Rechtbank, die hem ook al ongelijk had gegeven.
    Als een inspecteur maar blijft talmen met het doen van uitspraak, is er een mogelijkheid om de Belastingdienst in gebreke te stellen. De inspecteur moet daarna dan binnen zes weken beslissen, doet hij dat niet, dan gaat een dwangsom lopen, die kan oplopen tot maximaal € 1.260. Ook is bij het verder voortduren van de weigering het mogelijk om rechtstreeks naar de rechter te gaan.

    Herwaardeer uw landbouwgrond
    Inmiddels is duidelijk dat herwaardering van landbouwgrond relatief eenvoudig kan plaatsvinden door inbreng in een maatschap of Vof, winstverdeling wijzigen of verkoop aan een BV i.o. te laten plaatsvinden. De laatste methode is ook een nog steeds probaat middel tegen onteigening voor een te lage prijs of tegen een dreigend gemeentelijk voorkeursrecht. Onteigeningen en vestiging van een voorkeursrecht zijn weer opportuun met het aantrekken van de woningmarkt. Let wel op toepassing van de BOR (bedrijfsopvolgingsregeling). Met een slechte regie kan een deel van de grond buiten de regeling gaan vallen.

    Bouwvergunning onherroepelijk, soms biedt het eigendomsrecht soelaas
    Inbreuk op eigendomsrechten van een derde is ook met een geldige bouwvergunning niet toegestaan. Een eigenaar van een vrijstaande woning zag tot zijn schrik dat een gemeente een vergunning had verleend voor een aanbouw, die geschakeld zou worden aan zijn woning en deels op zijn grond zou worden gebouwd. De gemeente had de publicatie plaats laten vinden zonder de omwonenden persoonlijk in te lichten, de bezwaartermijn was verlopen. Door de buurman te dreigen met juridische actie als op zijn eigendom inbreuk gemaakt zou worden kon de (aan)bouw worden voorkomen. Bij landbouwers zijn recht van uitpad en erfdienstbaarheden nogal eens spelbreker voor buren met bouwplannen. Check dus ook altijd de zakelijke rechten.

    Wie trekt de btw bij nieuwbouw af
    Bouwt u een nieuwe woning of stal en wilt u de btw aftrekken, kijk dan goed wie de eigenaar is van de onroerende zaak, wie opdrachtgever is en ten name van wie de facturen staan. Bij maatschappen en Vof's kan het fout gaan, ook bij echtelieden die niet in algehele gemeenschap zijn getrouwd kunnen problemen ontstaan. Let voor de IB op regelingen inzake ongebruikelijke ter beschikking stellingen en niet aftrek van rente. Privévermogen? Let dan op box 3 en toepassing BOR.

    Lees verder
  • Verkoop landbouwgronden met voorbehoud van pacht, toepassing HIR, Hoge Raad verwijst voor nadere motivering Door Wijnkamp Keulers op 23-12-2016

    De zaak, die bij ons in behandeling is, gaat over de verkoop van ca 18 ha landbouwgrond onder voorbehoud van een pachtrecht. De grond werd voor de waarde in verpachte staat aan kinderen verkocht, de verkopende ondernemer behield zich het pachtrecht op basis van reguliere pacht voor. De grond bleek in vrije staat niet
    € 750.000 waard, maar ruim € 1.800.000. De inspecteur paste de verkoopwinst aan, constateerde bestemmingswijzigingswinst van ruim € 1.050.000 en wilde die belasten. De verkoper, die een pachtrecht ter waarde van € 362.500 had, wilde voor het verschil van € 750.000 en € 1.800.000 een HIR vormen. Hij had het jaar voor de verkoop en de jaren daarna ruim 115 ha landbouwgrond teruggekocht.

    De inspecteur en later de Staatssecretaris nam het standpunt in, dat omdat verpachte grond was verkocht, verpachte grond zou moeten worden teruggekocht en 115 ha eigendom een uitbreidingsinvestering was. Dus HIR niet van toepassing. Hof Den Haag had er geen moeite mee, HIR gewoon van toepassing, maar de Hoge Raad ging zover niet zonder meer. Er had onderzocht moeten worden wat de functie van het verkochte bedrijfsmiddel was en of op balansdatum het voornemen aanwezig was om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel met dezelfde functie.

    De zaak wordt nu na verwijzing behandeld door Hof Amsterdam. De vraag, die aan de orde is, is wat de functie is van het vervreemde bedrijfsmiddel. Wij menen dat het bedrijfsmiddel dat is vervreemd “warmliggende landbouwgrond” is. Ex BNB 1990/90 is verkoop van grond onder voorbehoud van pacht, de verkoop van eigendom en terugkoop van pachtrechten. Artikel 3.30 wet IB 2001 en HR BNB 1990/90 brengt mee dat op de opoffering voor het pachtrecht (€ 362.500) kan worden afgeschreven, op eigendom kan dat niet. Hiermee is duidelijk dat geen verpachte grond is verkocht, maar zoals de Hoge Raad heeft uitgesproken, verkoop onder voorbehoud van een pachtrecht.

    Daarna moet uiteraard worden gekeken naar de functie van het bedrijfsmiddel. Wij menen dat die functie in economische zin moet worden bekeken, te weten opbrengstpotentie. Niet de technisch fysieke eigenschappen zijn van belang, maar de economische eigenschappen. Het gaat dus niet om de 18 ha, het gaat om een opbrengstpotentieel van € 1.800.000 en de opbrengst door teelt van landbouwproducten. Grond met een opbrengstpotentieel van € 1.800.000 is dus de economische functie, dat kan dus ook een groter perceel landbouwgrond zijn dat minder warm ligt. Uitbreiding of niet, gaat dus niet over de technisch fysieke aspecten, maar over de functie in economische zin. Bij ca € 7/m² WEVAB en € 1.050.000 HIR zou er een voornemen moeten zijn op balansdatum om ca 26 ha terug te kopen. Inmiddels is na de Staatssecretaris de inspecteur weer aan zet, die blijkt evenals de Staatssecretaris en sommige scribenten nog op “verpachte grond” als benchmark te zitten. De zaak is nu in het stadium dat er een conclusie na verwijzing door partijen is genomen. Het Hof Amsterdam is nu aan zet. Wij houden u op de hoogte.


    HR 16-9-2016 ECLI:NL:HR:2016:2092

    Lees verder
  • Wet DBA opgeschort, feitelijk van tafel … wat nu ZZP'ers? Door Wijnkamp Keulers op 21-11-2016

    Met het opschorten van de controle door de Belastingdienst, zoals vrijdag jl. toegezegd door Staatssecretaris Wiebes, lijkt de Wet DBA feitelijk van tafel. Niettemin is de VAR niet terug, dus de vraag rijst wat nu de aangewezen weg is om het risico op (na)heffen van loonbelasting en premies bij de opdrachtgever te minimaliseren. Ondanks het ontbreken van de VAR kunnen we terugkeren naar de situatie toen de VAR er nog wel was, alleen nu met gebruikmaken van de modelovereenkomsten. Dit omdat de wetgeving zelve, die inhouding en afdracht van loonheffingen regelt, niet is gewijzigd, dus ook niet de termijn van 5 jaar waarbinnen de Belastingdienst kan controleren en naheffen. Wat wel beter is, is dat er geen boetes zullen kunnen worden opgelegd. Gebruik de modelovereenkomsten in uw voordeel, waarmee de opdrachtgever in feite net zoveel zekerheid heeft als voorheen met de VAR.

    De VAR gaf bij oneigenlijk gebruik in feite ook geen zekerheid, dat leek alleen maar zo, omdat er door de Belastingdienst niet of nauwelijks werd gecontroleerd. Ook bij de VAR was er een risico, over een periode van 5 jaar na dato, op alsnog opleggen van loonheffingen en met boetes. Behoudens in gevallen waarin het de spuigaten uitliep, werden er echter geen naheffingen en boetes opgelegd. Nu met het opschorten van de beoordelingen tot januari 2018 keert die situatie terug. Het blijft zaak voor een opdrachtgever om elk geval zelf goed te beoordelen, maar dat was onder de VAR niet anders. Inmiddels is er echter wel veel meer duidelijkheid, in welke gevallen er geen dienstbetrekking is en loonheffing zal worden (na)geheven. Als gebruik wordt gemaakt van de modelovereenkomsten en een beroep wordt gedaan op de inmiddels bekend gemaakte interpretaties van de Staatssecretaris, dan is het risico op een andere beoordeling door de Belastingdienst vrij klein, eigenlijk nog kleiner dan onder de VAR.

    Meer zekerheid voor langduriger relaties kan eventueel nog worden verkregen door aangifte LH te doen als ware er een dienstbetrekking en vervolgens door de opdrachtnemer bezwaar te laten maken tegen de (eigen) aangifte. De inspecteur moet dan in beginsel in 6 weken uitspraak doen en daarmee is er een standpunt verkregen, opdrachtgever en opdrachtnemer weten dan waar zij aan toe zijn.

    Het is nu vooral aan de opdrachtgevers en ZZP'ers om terug te keren naar de situatie van voor de VAR. Het kan weer, maar het combineren van behoorlijke contracten en invulling conform de modelovereenkomsten is wel aan te raden om de risico’s te minimaliseren. Door het drama rondom het afschaffen van de VAR is wel één ding duidelijk geworden. Het is dringend noodzakelijk het arbeidsrecht te hervormen inclusief het mislukte nieuwe ontslagrecht en de regelingen rondom collectieve pensioenen. Misschien toch maar eens kijken naar de oude lijfrenteaftrek, vast minder vast maken en het ondernemerschap niet als aftreksel van het arbeidsrecht behandelen.

    Lees verder
  • Wiebes steeds meer in het nauw bij ZZP-problematiek Door Wijnkamp Keulers op 16-11-2016

    Staatssecretaris Wiebes blijkt inmiddels de forse problemen voor ZZP'ers en ondernemers na de invoering van de Wet DBA niet langer meer te kunnen bagatelliseren. Hij heeft het nu over “onbedoelde neveneffecten” waar hij op korte termijn “aandacht” aan zal besteden. Het wordt november in plaats van december en hij komt met een brief. De ZZP'ers, die hun inkomen met 25% - 50% hebben zien dalen, moeten het hiermee doen.

    Wet DBA onmogelijk

    Wij hebben het al vanaf het begin gezegd, de Wet DBA maakt het voor opdrachtgevers vrijwel onmogelijk om ZZP'ers in te huren, de risico's op naheffingen met boetes zijn veel te groot en belopen een termijn van 5 jaar na dato. Geen weldenkende ondernemer is zo gek om hier in te stappen. Wij zeggen het nog maar eens, de VAR terug en misbruik onder de oude wetgeving bestrijden, is de enige bruikbare oplossing. Dat betekent vrijwaring van aansprakelijkheid voor goedwillende opdrachtgevers, die zich aan de regels houden, en naheffingen en boetes voor diegenen, die misbruik plegen. Dat kon onder de oude wetgeving en dat kan niet onder de nieuwe DBA-wetgeving. De DBA-wetgeving moet dus van tafel.

    Pappen en nathouden

    CDA Tweede Kamer-lid Pieter Omtzigt heeft terecht aangegeven, dat de DBA-wetgeving (overigens in combinatie met de voor werkgevers mislukte herziening van het ontslagrecht) er niet toe leidt, dat er werknemers in vaste dienst worden genomen. In tegendeel, pay-roll en uitzendwerk is sterk toegenomen, wat ook een verklaring is voor de betere macrocijfers over afnemende werkeloosheid en meer banen. Dat de pay-rollers en uitzendkrachten hun verdiensten met 25% - 50% zien verminderen, blijkt niet uit de CBS-cijfers. Goede ZZP-contracten worden nu door opdrachtgevers geweigerd en de ZZP'ers kunnen als uitzendkracht aan de slag, maar wel voor driekwart of de helft. De arbeidsmarkt zit zo vast als een huis, met dank aan de voorstanders van de afschaffing van de VAR en de herziening van het ontslagrecht.

    Het gaat niet beter worden

    De Staatsecretaris is op reis langs een kansloze route. Zolang het uitgangspunt is dat ZZP'ers “deplorables” zijn, die eigenlijk liever in vaste arbeidscontracten werkzaam zijn en dus het arbeidsrecht bepaalt wat en wie ondernemers zijn, is er geen oplossing mogelijk. Een positieve definitie van ZZP-ondernemerschap is noodzakelijk en een verklaring (VAR), die de status van een ZZP'er eenduidig aangeeft, eveneens. Zo zou voor uurtarieven vanaf € 25 excl. BTW er een positieve keuze voor ondernemerschap moeten kunnen zijn en zo ook voor een opdracht met een beloop van meer dan € 7.500 bij een looptijd van bijvoorbeeld een maand. Sluit voor de definities aan bij de Wet OB, voor de BTW weten we immers al lang wie ondernemer is en wie niet. BTW-nummer betekent ondernemerschap, misbruik en valse voorstelling van zaken is ook in de BTW-wetgeving al lang met sancties omgeven.

    Politieke wil

    Het is dus niet moeilijk oplosbaar, er is maar één vereiste. Ophouden met mijmeren naar de jaren vijftig van de twintigste eeuw en ophouden met streven naar herstel van de collectieve regelingen via geregelde vaste contracten. Het gaat niet gebeuren, ook niet met tegenwerken van ZZP'ers. Dat levert alleen maar verlies van inkomen op bij ZZP'ers en belemmert ondernemerschap en innovatie. Als je vindt dat dat ook niet hoeft, kun je doorgaan op de Wet DBA-weg. Als innovatie en ondernemerschap noodzakelijk is, moet de politieke wil ook concreet gemaakt worden… weg met de Wet DBA dus.

    Lees verder
  • Hypotheekrenteaftrek eigen woning, Rechtbank Gelderland meet met ruime maatstaf Door Wijnkamp Keulers op 16-11-2016

    Voor een in aanbouw zijnde villa op een landgoed heeft de rechter vastgesteld dat 95% van de lening als dienstbaar aan de (eigen) woning moest worden toegerekend, waarmee 95% van de rente en kosten aftrekbaar bleek. De fiscus ging uit van aanzienlijk minder, het scheelde ruim € 70.000 aftrekbare kosten in box 1. De rechter volgde de visie van de belanghebbende, dat de woning het belangrijkste object was en de mee aangekochte gronden daaraan ondergeschikt waren. De rechter volgde dat. Deze uitspraak is niet alleen van belang voor eigenaren van landgoederen, die als zodanig fiscaal zijn gekwalificeerd, maar ook voor ondernemers met een BTW-bedrijfswoning, die als eigen woning in de IB is gekwalificeerd. Ook daar komen geschillen ter zake van de renteaftrek voor, als er bij de woning stukken grond zitten die niet in de onderneming worden gebruikt. Box 1 eigen woning is meestal voordeliger dan box 3. En vergeet de DGA niet, geen TBS, maar box 1.

    Hoge Raad heeft al eerder de kaders geschapen

    De rechtbank geeft in een heldere motivering exact de kaders aan, die voor de beoordeling van aanhorige gronden en gebouwen gelden. Het gaat om artikel 3:11 Wet IB 2001. Voor de uitleg van de vraag of een perceel als aanhorigheid van de eigen woning heeft te gelden, is het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993 (BNB 1993/281) van belang. Uit dit arrest volgt dat er sprake is van een aanhorigheid, indien een perceel behoort bij de eigen woning, daarbij in gebruik is en daaraan dienstbaar is.

    Feitelijke beoordeling telt

    De rechtbank moest daarna een beoordeling geven wat nu precies dienstbaar is en wat niet, dat was bij het betreffende landgoed met ruim 9,5 ha grond te weten, een perceel grasland (8.060 m²), vijf percelen water (3.510 m²), een perceel grasland, kade en hakhout (32.274 m²), een sloot (185 m²), drie percelen weiland (16.390 m²), een perceel bouwland (650 m²), vier percelen hooiland (32.290 m²) en een perceel kade (1.650 m²), niet zonder meer uit de Hoge Raad-criteria af te leiden.

    Ruim zien

    De rechtbank koos terecht voor een praktische benadering, die aansluit bij de beleving, die de meeste eigenaren/kopers zullen hebben. Niet het landgoed staat voorop en het huis is ondergeschikt, maar het is andersom, het gaat om de woning, die is het belangrijkste. Omdat het hier één niet uitgesplitste koopsom betrof, kon de prijs voor de woning in het economisch verkeer en met een woonbestemming leidend zijn, waardoor 95% van de koopprijs van de grond en stichtingskosten van de woning aan de hypotheeklening kon worden toegerekend, dus 95 % van de rente en kosten aftrekbaar.

    Commentaar

    Toen het aankwam op het bepalen van bestemmingswijzigingswinst bij de ondergrond van bedrijfswoningen in de land- en tuinbouw is in feite dezelfde maatstaf gehanteerd. De waarde in het economisch verkeer werd in feite vastgesteld naar de woonbestemming, veel meer dan de bedrijfsmatige aanwending. In die zin bezien, is deze uitspraak in lijn en naar ons oordeel in overeenstemming met letter en geest van de wet IB, een terechte uitspraak dus.

    Lees verder
  • Belastingherziening, wat kunnen we verwachten Door Wijnkamp Keulers op 17-10-2016

    De politieke partijen zijn op dit moment druk bezig met het vaststellen van hun verkiezingsprogramma’s. Dat er een herziening van het belastingstelsel gaat komen, lijkt wel zeker, die had er al moeten zijn, zij het dat de regeringspartijen VVD en PvdA het niet aandurfden om hun grote verschillen van inzicht uit te onderhandelen. De min of meer mee regerende oppositie lijkt ook wel voor een belastingherziening te zijn, tijd om eens op een rij te zetten welke kant het op zou kunnen gaan.

    Faciliteiten voor ondernemers, minder … minder

    Het lijkt erop dat de belastingdruk bij ondernemers in het MKB zal toenemen de komende jaren. Dit omdat de meeste partijen inzetten op “voordeel voor iedereen” en “gelijke behandeling “ voor ondernemers, ambtenaren en werknemers. Verlaging van lasten op arbeid is wat vrijwel alle partijen willen, dit om de werkgelegenheid te stimuleren. Ook mensen met lage inkomens moeten het beter krijgen, zo willen vooral SP, PvdA en GroenLinks, dus uitkeringen en toeslagen omhoog. De SP wil dat ook voor ondernemers met lage inkomens. Maar dat moet allemaal wel betaald worden. Omdat bezuinigen niet echt blijkt te lukken, is sterkere schouders zwaarder belasten, dus onvermijdelijk. Ook het wegnemen van wat “oneigenlijk” voordeel voor ondernemers wordt genoemd, is een optie. Het laten oplopen van het begrotingstekort of de staatsschuld wordt niet overwogen.

    Gevolgen

    Omdat er voordeel voor velen moet komen, zal er flink bezuinigd moeten worden bij een veel kleinere groep van ondernemers en vermogenden. Ondernemers en ZZP'ers raken naar verwachting (een deel van) hun faciliteiten kwijt, dus wel lagere tarieven voor de IB, maar geen ondernemersaftrek, startersaftrek meer, de toekomst van de FOR en MKB winstvrijstelling staat minder ter discussie. Ook de bedrijfsopvolgingsregeling BOR lijkt wel te blijven voortbestaan, maar in welke vorm is niet te voorspellen. Niet uit te sluiten is, dat zal worden gekeken naar beperking tot situaties, waarbij het echt nodig is dat uitstel of afstel van successierecht plaatsvindt.

    BV eigenaren

    De BV eigenaren, de zogenaamde directeur grootaandeelhouder (DGA) zullen naar verwachting ook flink in de buidel geraakt gaan worden. Het in BV’s opgepotte vermogen zal mogelijk belast gaan worden, door nog meer uit te gaan van fictief loon in combinatie met hogere fictieve rentes en fictief dividend. In feite zal circa 80% van de winst in een BV mogelijk worden wegbelast, waarbij dan de resterende 20% een lager vennootschapsbelastingtarief heeft, maar daarna zal door de IB heffing op rente en dividend dat voordeel ook weer worden belast. Het gaat dus allemaal lijken op de heffing bij een werknemer of ambtenaar, inclusief box 3-heffing op vermogen.

    Box 3

    Er zal vermoedelijk een verlaging voor velen volgen en meer belasting voor vermogenden. Nu wordt er 1,2% geheven op vermogen, te weten het saldo van bezittingen en schulden. Mogelijk dat voor vermogens boven de 1 miljoen 1,65% de norm zal worden. Bij particuliere verpachters met grond, die ca € 30.000 per hectare waard is in verpachte staat, is dus bij iets meer dan 33 ha de hoge norm al in zicht, dat zou € 495/ha zijn. Of de norm van 50% bij reguliere verpachting overeind blijft, is niet te voorspellen.

    Wat nu?

    De ondernemingsfaciliteiten zoveel mogelijk benutten nu het nog kan, is het eerste. Kijk of met maatschappen in de familiesfeer (met studerende kinderen bijvoorbeeld) nog voordeel te behalen is. Zet de bedrijfsopvolging in, de BOR geldt nu nog met een relatief ruim toepassingsgebied en de 3 jaar, die nodig is om behoorlijk door te schuiven en tegen lagere waarde over te dragen is een hele tijd, dus nu starten met die kinderen.
    Herwaardeer die landbouwgronden, de laatste stuiptrekkingen om toch een overgangsregeling bij de Hoge Raad erkend te krijgen, zijn laatst mislukt gebleken, maar wel is duidelijk dat een maatschap goede diensten kan bewijzen bij herwaardering. Een stichting om zeggenschap te regelen is ook een alternatief, niet omdat daarmee het vermogen niet belast kan worden, maar puur om de opvolger de zeggenschap te kunnen toedelen. Want als die bestuurder is in de stichting, bepaalt hij wat er gebeurt. Verkopen kan hij echter niet. Een stichting in combinatie met een BV, al dan niet met verpachting, kan ook goede diensten bewijzen. Reguliere pacht is sowieso uiterst bruikbaar, want nog steeds is bij reguliere pacht een afwaardering van de grond tot 50% mogelijk en, minstens zo belangrijk, het recht op gebruik is goed geregeld. Ook de verkoop van grond met toepassing van de landbouwvrijstelling onder voorbehoud van pachtrechten met mogelijkheid tot afschrijven op de pachtrechten kan bruikbaar fiscaal voordeel opleveren.

    Pachters

    Ook pachters kunnen maatregelen nemen, tijdig de opvolger in de maatschap en regelen met de rentmeester dat de pacht overgaat. Wees voorzichtig met onderverpachting. Regelen in samenspraak met de rentmeester heeft de voorkeur. Maar als het niet anders kan, moet gebruik worden gemaakt van de wettelijk mogelijkheden. Ook de overdacht van de eigendomsgronden, ondergrond, erf, tuin en gebouwen regelen. Via een maatschap kan dat op termijn, we noemen dat een regeling “nu voor alsdan”. Een ondermaatschap met de echtgenote is natuurlijk ook mogelijk, daardoor is er ook meer fiscaal voordeel mogelijk.

    Tot slot

    Uiteraard moeten de maatregelen wel passen. Bij kleine bedrijven en ondernemers in hun nadagen is iets anders nodig, dan bij grote (deels) eigendom bedrijven. Tijdig beginnen maakt dat er meer keuze is. Nu is wel het moment.

    Lees verder
  • Wiebes handhaaft beleid DBA, ondernemers en ZZP'ers in de kou Door Wijnkamp Keulers op 30-09-2016

    Staatssecretaris Wiebes heeft in het Kamer-debat van donderdagavond 29 september jl. volgehouden dat zijn wet DBA geen mislukking is. Hij heeft een commissie aangekondigd onder leiding van hoogleraar arbeidsrecht Gerrard Boot om de uitwerking van de wet DBA te evalueren. Tot die tijd handhaaft Wiebes zijn op de wet DBA gebaseerde beleid. Hij heeft wel een toezegging gedaan dat “goedwillenden” geen boete zullen krijgen, voor ZZP'ers lost dit helaas niets op.

    Want over naheffingen loonbelasting en premies en mogelijke naheffingen BTW zwijgt Wiebes en daarmee blijven de risico’s door afschaffing van de VAR voor opdrachtgevers volop bestaan. De Belastingdienst kan immers vijf jaar teruggaan en het aan de ZZP'er betaalde bedrag inclusief BTW als netto loon beschouwen, dus het risico daarover loon- en premieheffing moeten afdragen, is voor elke opdrachtgever een nachtmerrie, boete of niet. Opdrachtgevers en ZZP'ers hebben onoplosbare problemen met als gevolg voor de ZZP'er, geen opdrachten, geen werk, geen inkomen. Aan de slag via een pay-roller of als uitzendkracht met aanzienlijk minder inkomen lijkt de enige optie te zijn.

    Met het toezeggen dat er een evaluatie komt door een commissie onder leiding van hoogleraar Gerrard Boot geeft Wiebes duidelijk richting aan zijn visie op ZZP'ers. Zij moeten worden afgezet tegen arbeiders en werknemers, het centraal geleide Nederlandse arbeidsrecht met collectieve regelingen en heffingen moet het uitgangspunt blijven. Van het willen flexibiliseren van arbeid en stimuleren van ondernemerschap blijft weinig over. De visie dat ondernemers en ZZP'ers belangrijk zijn als flexibele schil en geen onnodige overheidsbemoeienis moeten tegenkomen, is niet te onderkennen in zijn beleid. De PvdA met Lodewijk Asscher is uiteraard enthousiast, de Tweede Kamer-fractie van de VVD pruttelt voor de vorm wat tegen, maar steunt Wiebes’ beleid. De oppositie is wel tegen, maar die heeft geen meerderheid, de ZZP'ers en ondernemers zijn dus definitief de pineut.

    Wat is er van de commissie Boot, door Wiebes ingesteld, te verwachten voor ZZP'ers, zien we het allemaal veel te donker in, of gaat er wel gekeken worden naar de positie van ZZP'ers vanuit de achtergrond dat keuzevrijheid voor het ondernemerschap niet nodeloos moet worden tegengewerkt en begrijpen we Wiebes niet, zoals hij zelf maar blijft roepen.

    Dat lijkt er niet op, de benadering blijft dat de positie van de ZZP'er moet worden afgezet tegen die van een (oudere) werknemer met een contract voor onbepaalde tijd, cao, collectieve regelingen etc. Het arbeidsrecht dat dat alles regelt, is benchmark, vandaar een hoogleraar arbeidsrecht, die dat alles gaat evalueren. Om te weten welke kant het op gaat, is het interessant om te zien wat hoogleraar Gerrard Boot in het verleden heeft gezegd over ZZP'ers in relatie tot het arbeidsrecht.

    Dat is niet moeilijk te traceren en dat valt niet mee. Zijn oratie in 2012 ter gelegenheid van aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar arbeidsrecht aan de RUL was klip en klaar. De wettelijke bescherming van werknemers als zwakkere partij in arbeidsverhoudingen wordt uitgehold door ZZP'ers, die zichzelf niet kunnen beschermen tegen uitbuiting, ziekte en arbeidsongeschiktheid. Kortom regulering en collectivisering is noodzaak. Een voor een arbeidsrecht jurist volkomen logische en heldere visie.

    Met de benoeming van Boot zal dus de bescherming van de arbeider/werknemer via het onderbrengen van de ZZP'er in (collectieve) overeenkomsten en verplichte collectieve sociale verzekeringen en collectieve pensioenregelingen naar verwachting de boventoon gaan voeren. Ondernemerschap, vrijheid van keuze zijn ondergeschikt aan het collectief. Wie had dat met een VVD-staatssecretaris van Financiën aan het roer ooit kunnen denken.

    Lees verder
  • DGA met pensioen in eigen beheer, het gaat veranderen ! Door Wijnkamp Keulers op 16-09-2016

    Er zijn nogal wat directeuren-grootaandeelhouders, die de aftrek van winst voor de vennootschapsbelasting maximaal hebben toegepast en nu opgescheept zitten met een pensioen in eigen beheer, dat niet uitbetaald zal kunnen worden. De waarde in het economisch verkeer van de verplichting is veel hoger dan de fiscale voorziening en bij nogal wat BV’s is zelfs een negatief eigen vermogen aan de orde. Tegenover de verplichting van de BV staat het recht van de DGA, er is in fiscaal opzicht een groot verschil in waarde, het recht is veel meer waard dan dat als verplichting is opgenomen. Bij rechttrekken van de verschillen ligt de fiscus dwars, er dreigt dan een belastingclaim van 72% over de waarde van het recht. Dat kan zo maar vele tonnen aan te betalen belasting betekenen, te betalen door een DGA die nogal eens ridder te voet blijkt te zijn. Er gebeurt dus niets uit angst voor afkoop en 72% IB. Om uit deze vastgeroeste situatie te kunnen komen, zijn er plannen om de regels over het pensioen in eigen beheer (PEB) te gaan aanpassen. De eerste indrukken zijn dat de voorstellen niet ver genoeg gaan om het probleem op te lossen.

    Het pensioen in eigen beheer was een speeltuin voor nogal wat accountants en pensioen- adviseurs, het leek een loterij zonder nieten. Dikke aftrekposten, zelfs over uitgesteld salaris, leeftijdsterugstelling, marktrente versus rekenrente en AOW franchise, het is allemaal aan de rechter voorgelegd maar na overwinningen volgde razendsnel reparatie van de wetgeving. Dat heeft de regelgeving uiterst ingewikkeld en onoverzichtelijk gemaakt, naar nu steeds meer blijkt, in het nadeel van de DGA.

    Bij pensioen in eigen beheer heeft de Belastingdienst een machtig wapen in handen, afwijking van de fiscaal toegelaten weg betekent afkoop, dus ineens belasten van de gehele pensioen verplichting, althans de geconstateerde opgeëiste rechten. Dat wapen, afkoop constateren en in een klap belasten, althans dreigen ermee, is door de Belastingdienst volop ingezet om het pensioen in eigen beheer te ontmoedigen. Zelfs bij zeer geringe overschrijding van de regelgeving wordt al met afkoop gedreigd. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) heeft steeds meer regelgeving opgesteld en uitvoering naar zich toegetrokken, de facto met als doel om het PEB onmogelijk te maken. De belastingclaims gaan inmiddels ver het genoten fiscale voordeel te boven.

    Met het toeslaan van de crisis en de sedertdien uiterst lage rentestanden zijn veel BV’s met beleggingen en een fiscale pensioenvoorziening in de problemen gekomen. De verplichtingen zijn veel groter dan dat er geld in de BV’s zit of zal komen. Pensioenbrieven, die de maximale aftrek van de winst voor de vennootschapsbelasting regelden, leveren verplichtingen op aan de DGA die nooit meer zijn na te komen. Voor de hand zou liggen dat de DGA afstand doet (van een deel) van zijn rechten, maar dan komt hij de fiscus (CAP) tegen. Die constateert dan “afkoop” met als gevolg heffing ineens over de gehele commerciële waarde van de pensioenrechten voor de DGA. Als het ware dus uitbetaling van het gehele bedrag ineens belast tegen 52% en 20% boete (revisierente). De fiscale reserve wordt in veel gevallen met tonnen verhoogd en over het geheel is dan 72% verschuldigd. De dreiging van het CAP alleen al maakt dat DGA’s wel uitkijken om ook maar iets met die pensioenregeling te doen. En het wordt nog erger. Want als de DGA een hoge rekening-courantschuld heeft, ook zo’n speeltje van veel DGA’s, salaris lekker laag en lenen van de BV, dan is dat op zich al aanleiding om “afkoop” te vrezen.
    Dat zit dus zo vast als een huis bij veel DGA’s, zij hebben een BV, die hen als een molensteen om de nek hangt en erger, vrouw en kinderen kunnen na overlijden van de DGA met fikse belastingclaims worden geconfronteerd en een hoop gedoe met de accountant en de fiscus.

    Staatssecretaris Wiebes heeft nu voorstellen gedaan om hier uit te komen. De verplichting of het recht van de DGA mag fiscaal neutraal worden afgestempeld tot de waarde van de fiscale reserve (voorziening). Let wel, de echtgenoot of partner moet wel akkoord gaan, dus dat kan nog wel even een puntje zijn. Na de afstempeling mag worden afgekocht met een korting. Waardoor in 2017 de te betalen belasting op 34% komt, in 2018 39% en in 2019 en 41,86%. Het afgestempelde bedrag mag ook in de BV blijven, verdere opbouw is dan niet meer mogelijk. Afkoop ook tegen deze korting zal voor velen niet haalbaar zijn en afstempelen en bevriezen stelt het probleem uit, lost het niet op.

    Als eerste aanzet is het een begin, het is echter nog niet zeker of het allemaal doorgaat. Wat wel duidelijk is, is dat de BV van veel DGA’s onderhoud behoeft. De traditionele structuren blijken nadelen te hebben nu veel DGA babyboomers de pensionado fase ingaan. Onderneem tijdig actie, want geld op en belasting moeten betalen, is voor een DGA zelf al heel vervelend, voor erfgenamen is het een drama.

    Lees verder
  • Rijden in een auto met buitenlands kenteken, riskant! Door Wijnkamp Keulers op 06-09-2016

    Nederlandse ingezetenen, die rijden in een auto met buitenlands kenteken, nemen een risico op naheffingen en boetes. Bij de naheffingen kan het gaan om motorijtuigenbelasting, BTW en BPM. Onlangs heeft de Rechtbank Noord-Nederland de naheffing van motorrijtuigenbelasting met een boete gehandhaafd, ondanks het verweer dat de auto maar voor een “uurtje” was geleend van een buitenlandse kennis. De auto had een Bulgaars kenteken en was eerder uit Nederland geëxporteerd. De Rechtbank vond dat er snel wordt voldaan aan het criterium “ter beschikking stellen”, dus ook even lenen kan al voldoende zijn. Vooral pensionado’s, die bijvoorbeeld vanuit hun tweede huis in Spanje met hun Spaanse auto terugrijden naar Nederland en Nederlands ingezetene zijn, lopen risico. Beter maar niet doen dus voordat u zich goed hebt voorgelicht over de consequenties.

    Lees verder
  • Verjaring van verschuldigde pacht Door Wijnkamp Keulers op 30-08-2016

    Als een pachtovereenkomst niet schriftelijk is vastgelegd en ook niet is goedgekeurd door de Grondkamer, kan de niet betaalde, maar wel verschuldigde pacht, niet in rechte worden ingevorderd door de verpachter. De niet schriftelijke vastlegging doet weliswaar aan de geldigheid van de overeenkomst niets af, maar heeft dus wel gevolgen hebben voor onder meer het innen van de verschuldigde pacht.

    Aanspraak op pacht

    De verpachter heeft op basis van de niet-goedgekeurde, maar wel bestaande (mondeling of schriftelijk) pachtovereenkomst materieel aanspraak op de pacht en de pachter heeft de plicht deze te betalen op de afgesproken datum van betaling, ook wanneer de pachtovereenkomst (nog) niet is goedgekeurd.
    Alleen, zolang de overeenkomst niet is goedgekeurd door de Grondkamer, kan de verpachter niet naar de rechter om de niet betaalde pacht te incasseren.

    Achterstallige pacht en verjaring

    Een verpachter zal dan ook, wanneer de pachter niet betaalt, eerst moeten zorg dragen voor schriftelijke vastlegging en goedkeuring van de pachtovereenkomst, voordat hij de pacht kan incasseren via de pachtrechter. De verjaringstermijn ter zake van het invorderen van de achterstallige pacht begint iedere keer op het afgesproken moment van betaling. Voor de verjaringstermijn is het niet van belang of de Grondkamer de pachtprijs bij goedkeuring eventueel naar boven of beneden vaststaat.

    Ook het tijdstip van goedkeuring van de pachtovereenkomst is niet van belang voor de aanvang van de verjaringstermijn, heeft het Hof Arnhem onlangs bepaald. Immers zo zou de verpachter de mogelijkheid hebben om achterstallige pacht tot nagenoeg in lengte van jaren te vorderen - namelijk over de jaren dat de pachtovereenkomst nog niet is goedgekeurd tot vijf jaar na goedkeuring. Naar de mening van het Hof zou dat in strijd zijn met de ratio van verjaring van periodieke vorderingen. De strekking van verjaring is de schuldenaar/pachter bescherming te bieden tegen het sterk oplopen van de door hem verschuldigde betaling, doordat de schuldeiser, in casu de verpachter, een aantal termijnen niet opvordert.

    De sanctie opgenomen in artikel 7: 322 BW - pas na goedkeuring van de pachtovereenkomst komt aan de verpachter een rechtsvordering toe - doet dus niets af aan het moment van verschuldigd zijn van de pachtprijs, maar is alleen bedoeld als prikkel om de pachtovereenkomst schriftelijk vast te leggen en te laten goedkeuren door de Grondkamer.

    Lees verder
  • Belastingdienst krijgt dwangsom opgelegd bij weigering te beslissen Door Wijnkamp Keulers op 23-08-2016

    Onlangs heeft het Hof Den Haag beslist dat de Belastingdienst € 1.260 aan dwangsom moest betalen, € 166 aan griffierecht en € 1.488 aan kostenvergoeding moest betalen aan een belanghebbende, die klaagde over het maar uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift. De inspecteur was in beroep gegaan tegen een eerdere beslissing van Rechtbank, die hem ook al ongelijk had gegeven.

    Als een inspecteur maar blijft talmen met het doen van uitspraak, is er een mogelijkheid om de Belastingdienst in gebreke te stellen. De inspecteur moet daarna dan binnen zes weken beslissen, doet hij dat niet, dan gaat een dwangsom lopen die kan oplopen tot maximaal € 1.260. Ook is bij het verder voortduren van de weigering het mogelijk om rechtstreeks naar de rechter te gaan.

    Natuurlijk is het in veel gevallen aan te bevelen elkaar wat ruimte te gunnen, een afwijzing van een ingediend bezwaar betekent een gang naar de rechter met alle kosten van dien. Niettemin maakt de Belastingdienst er soms een potje van. Dat kan zijn vanwege personeelsproblemen, verhuizingen en dergelijke. Maar soms ook omdat een inspecteur de zaak boven het hoofd is gegroeid of omdat er “beleid” is vanwege “vergelijkbare” gevallen, al dan niet onder de rechter. Men rekt dan liever om geen precedent te scheppen.

    Een belanghebbende hoeft zich dit allemaal niet te laten welgevallen, het is goed dat ook de Belastingdienst zich niet kan onttrekken aan normale verhoudingen en normale termijnen. Het moeten betalen van een dwangsom en kosten, zo heb ik begrepen, komt ten laste van de begroting van de betreffende inspectie, men vindt dat dus niet zo leuk. Met enige mate en met gevoel toegepast kan een ingebrekestelling helpen om een wat snellere beslissing te krijgen en dat blijkt soms helaas nodig te zijn. Het komt zelfs voor de dat de behandelend inspecteur er niet zo mee zit, het lost dan ook voor hem het probleem op dat hij beleid moet uitvoeren waar hij het niet mee eens is. Hebt u het gevoel dat er maar niet wordt beslist, dan is het forceren van een beslissing en een versnelde gang aar de rechter soms beter dan maar te blijven wachten, ingebrekestellingen en aanzeggen van dwangsommen hebben dus wel degelijk nut.

    Lees verder
  • Navorderingsaanslagen en boetes, betwisten loont! Door Wijnkamp Keulers op 21-07-2016

    Boetes voor niet aangegeven inkomsten kunnen aardig oplopen. Bij niet opgegeven buitenlands vermogen is het zelfs maximaal 300%, wordt vrijwillig verbeterd dan kan het 120% zijn. De door de Belastingdienst opgelegde boetes zijn lang niet altijd terecht, dat komt omdat de Belastingdienst zich aan strikte voorwaarden moet houden en dat blijkt nogal eens niet gelukt te zijn.

    Er moet sprake zijn van opzet, voorwaardelijke opzet of aan opzet gelijk te stellen grove schuld van een belastingplichtige. In het kort komt het erop neer dat lang niet elke fout leidt tot opzet e.d., daarvoor is vereist dat niet betalen van belasting het doel was en dat de belastingplichtige wist dat hij onjuist aangifte deed. De inspecteur moet de opzet e.d. bewijzen en hij moet bovendien als hij gaat voor “opzet” ook die vereisten bewijzen, grove schuld bewijzen is dan niet voldoende, de hele boete vervalt in zo’n geval.

    Vooral bij echtelieden, waarbij de bankrekeningen op naam van de man staan, hij de administratie voert en de vrouw wel “iets wist maar niet precies” is het lastig om bij beiden “opzet e.d.” te kunnen constateren. Het is in dit soort gevallen zelfs lastig voor de inspecteur om bij de vrouw 12 jaar te kunnen navorderen. In veel gevallen is bij de vrouw geen boete aan de orde en maar over 6 jaar navordering mogelijk. Als iemand de regels niet heeft begrepen en onjuist aangifte heeft gedaan, is het opleggen van een boete ook lastiger voor de inspecteur. Niet te snel toegeven dus, dat u wel wist hoe het zat. En er speelt nog iets.

    Onlangs heeft de Hoge Raad beslist (voor IB 2011!) dat box 3 belasting heffen op basis van fictief inkomen (4% rente, geniet u feitelijk immers niet) mag, maar dat als blijkt dat deze rendementen op langere termijn niet kunnen worden gehaald, dat anders kan komen te liggen. Nu leven we inmiddels in 2016, de rente is nog steeds helemaal niks, dus is de vraag of voor 2016 de Hoge Raad anders zou beslissen. Wij denken van wel, dus bezwaar maken bij IB 2015 en 2016. Voor fictieve 4% inkomsten uit niet opgegeven (buitenlands) vermogen begint nu echter wel een probleem voor de inspecteur te ontstaan. Kan een vergrijpboete (maximaal 300%) op basis van deze feitelijk niet genoten inkomsten eigenlijk wel worden opgelegd. Wij denken van niet, het lijkt in strijd met de verdragen, die eigendom van burgers beschermen. Maak bezwaar dus, ook bij vrijwillige verbeteringen!

    Een tip is wel om in dit soort gevallen niet uw eigen boekhouder of accountant in te schakelen. Punt is dat zij in hun maag (moeten) zitten met de omstandigheid, dat u inkomsten hebt verzwegen, vaak geven ze teveel informatie aan de inspecteur, dat is niet goed. Het is beter om u van meet af aan door een fiscaal advocaat te laten begeleiden, wel op tijd komen want hebt u al van alles bekend en toegegeven en dat doet u dan alsnog de das om.

    Lees verder
  • Hoge Raad beslist: winst bij verkoop overtollig ex-bedrijfspand belast, vorming herinvesteringsreserve (HIR) niet toegestaan Door Wijnkamp Keulers op 27-06-2016

    De Hoge Raad staat vorming HIR niet toe bij verkoop van leegstaand bedrijfspand. De eis dat sprake moet zijn van vervreemding van een bedrijfsmiddel en herinvesteringsvoornemen in een pand met dezelfde economische functie blijft volstrekt overeind. Ga dus niet te makkelijk om met overtollige panden en herinvestering als herinvestering de bedoeling is. Actieve ondernemingen worden steeds meer onderscheiden van beleggingsactiviteiten, houd daar rekening mee en wijzig tijdig de functie binnen de onderneming.

    Bedrijfsmiddel waarop niet of gewoonlijk in meer dan 10 jaar wordt afgeschreven

    Het ging hier om een pand, afschrijving gewoonlijk in meer dan 10 jaar, dus vervanging moet plaats vinden door een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie. In dit geval had een ondernemer oorspronkelijk een apotheek in de vorm van een eenmanszaak en in een pand dat tot het ondernemingsvermogen van die eenmanszaak behoorde. Later verhuisde de apotheek naar een gehuurd pand. Het oorspronkelijke bedrijfspand bleef vanaf het moment van de verhuizing leeg staan.

    Toen de apotheker in 2007 haar eenmanszaak omzette in een BV werden het leegstaande bedrijfspand en de ondernemingsactiviteiten in twee aparte BV's ingebracht. Het bedrijfspand bleef leegstaan en werd alleen nog aangehouden met het oog op de verkoop. Vanaf 1 januari 2009 vormden beide BV's een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Toen het bedrijfspand snel daarna werd verkocht, vormde de BV waarin het pand zat een HIR voor de behaalde boekwinst.

    De inspecteur vond echter dat het leegstaande pand geen bedrijfsmiddel was, maar voorraad en ging daarom niet akkoord met het vormen van een HIR. Hof Arnhem-Leeuwarden was het eens met de inspecteur en voegde hieraan toe, dat het feit dat per 1 januari 2009 een fiscale eenheid was ontstaan, niet betekende dat het leegstaande pand opeens weer als bedrijfsmiddel kwalificeerde.

    Niet vergelijkbaar, pand had geen functie meer in de onderneming

    Het bedrijfspand had na de inbreng van de apothekersonderneming in de BV geen functie meer, want het werd niet mee ingebracht in de "actieve BV" en stond leeg met het oog op verkoop. Er was feitelijk een onttrekking in afwachting van verkoop en daar zat hem de kneep. De boekwinst behaald bij de verkoop van het pand kan daarom niet worden ingezet voor een bedrijfsmiddel dat 'eenzelfde economische functie' zal vervullen als de functie die het verkochte pand vervulde. Dat de fiscale eenheid voor de VpB de boel niet repareerde is terecht, een fiscale eenheid verandert niets aan de juridische scheiding tussen de BV's die de eenheid vormen, bovendien was de fiscale eenheid pas later gevormd toen het pand de status van bedrijfsmiddel al niet meer had. Omdat het pand dus eerder als "overtollig" was aangehouden met het oog op verkoop was er geen sprake van bedrijfsmiddel, dus geen vorming van HIR mogelijk volgens de Hoge Raad.

    Lees verder
  • Vanaf 1 september 2016 betere bescherming erfgenamen Door Wijnkamp Keulers op 10-06-2016

    De Eerste Kamer heeft deze week ingestemd met het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat erfgenamen hun privévermogen beter kunnen afschermen voor eventuele schulden uit een nalatenschap. Onder de huidige regeling kunnen erfgenamen door bepaalde gedragingen, zoals het meenemen van spullen of het betalen van een openstaande rekening van de erflater, een nalatenschap zuiver aanvaarden en zo ook de schulden van de erflater op zich nemen. De schuldeiser van de erfgenaam kan zijn of haar vordering dan ook verhalen op het privévermogen van de erfgenaam, wanneer de nalatenschap ontoereikend is om de schuld te voldoen.

    In de praktijk is gebleken dat erfgenamen vaak ongemerkt de nalatenschap zuiver hebben aanvaard, er is dan geen mogelijkheid meer om alsnog beneficiair (onder voorrecht van boedelbeschrijving) te aanvaarden. Eens gekozen, blijft gekozen.

    Rapport Erven

    Naar aanleiding van het Rapport Erven (Radboud Universiteit en Netwerk Notarissen, oktober 2012) is, naast betere voorlichting, er voor gekozen om via een wetswijziging de erfgenamen beter te beschermen tegen onverwachte schulden en ook gedragingen, die een zuivere aanvaarding tot gevolg kunnen hebben nader te duiden. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft niet gekozen voor het standaard beneficiair aanvaarden van een nalatenschap, mede vanwege het feit dat nalatenschap dan altijd volgens de wettelijke vereffeningsregels moeten worden afgewikkeld.

    Gedragingen die een zuivere aanvaarding tot gevolg hebben

    In de regeling, die vanaf 1 september 2016 in werking treedt, is opgenomen dat alleen die gedragingen, die leiden tot benadeling van schuldeisers van de nalatenschap, zuivere aanvaarding tot gevolg hebben. Dit zal dus bijvoorbeeld aan de orde zijn, wanneer een erfgenaam goederen van de nalatenschap verkoopt of op andere wijze onttrekt aan de eventuele schuldeisers. Te denken valt hierbij aan de verkoop van de woning van de erflater of het verdelen van een waardevolle collectie uit de nalatenschap onder de erfgenamen. Het meenemen van een familiefotoalbum is niet aan te merken als een benadeling van de mogelijke schuldeisers.

    Uitzondering voor onverwachte schulden

    Verder is er een uitzondering opgenomen voor die situaties, waarin een erfgenaam na zuivere aanvaarding van de nalatenschap, onverwachts wordt geconfronteerd met een schuld van de nalatenschap en waarvoor de nalatenschap niet toereikend is. In dat geval kan de erfgenaam binnen drie maanden na het ontdekken van deze schuld verzoeken om door de kantonrechter te worden gemachtigd alsnog beneficiair te aanvaarden.

    Wanneer pas na vereffening of verdeling de erfgenaam met een onverwachte schuld bekend wordt, kan de erfgenaam aan de kantonrechter, ook weer binnen drie maanden, verzoeken om te worden ontheven van zijn plicht de schuld uit zijn privévermogen te voldoen, voor zover deze niet uit het erfdeel kan worden voldaan.

    Het moet wel gaan om onverwachte schulden, die de erfgenaam niet kende of behoorde te kennen op het moment dat de erfgenaam de nalatenschap zuiver aanvaardde. Het wel bekend zijn met een schuld, maar niet met de hoogte daarvan, is geen onverwachte schuld.
    Als onverwachte schuld kan ook worden aangemerkt een vordering uit onrechtmatige daad, gepleegd door de erflater tijdens zijn of haar leven, waarvoor deze schadeplichtig is.

    Lees verder
  • Niet 2% maar 6% overdrachtsbelasting voor grasland bij woonboerderij Door Wijnkamp Keulers op 11-05-2016

    Bij de verkrijging van een woning is sinds juni 2011 het verlaagde tarief aan overdrachtsbelasting, te weten 2%, verschuldigd. Sinds 2013 geldt dit verlaagde tarief ook voor aanhorigheden bij de woning, zoals tuin, garage of schuur, ook als deze later worden verkregen dan de woning. Wat onder een 'aanhorigheid' moet worden verstaan, is onlangs verduidelijkt door een uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden.

    In casu ging het om een woonboerderij met een daarbij gelegen perceel grasland. Ter zake van de verkrijging ad € 495.000 is door de koper 2% overdrachtsbelasting afgedragen. De Belastingdienst heeft, na taxatie, een naheffingsaanslag opgelegd ter grootte van 4% van de waarde van het grasland, door de Belastingdienst berekend op € 400.000, verhoogd met een verzuimboete van 10% en belastingrente.

    De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat het perceel grasland in deze niet is aan te merken als een aanhorigheid bij de woning. De belanghebbende meent dat er wel sprake is van een aanhorigheid bij de woonboerderij. Immers de (kadastrale) percelen van de woonboerderij en het grasland grenzen aan elkaar en de percelen zijn tegelijkertijd geleverd. Belanghebbende stelt ook gedwongen te zijn geweest tot de totale aankoop, aangezien hij feitelijk alleen belang had bij het verkrijgen van het perceel grasland. De Rechtbank volgt het standpunt van de inspecteur en handhaaft de naheffingsaanslag ter zake van het verschil tussen 2% en 6%.

    In hoger beroep merkt het Hof op dat in het algemeen een perceel grasland, anders dan een tuin of schuur o.i.d., niet aangemerkt wordt als een aanhorigheid van een woning.

    Het Hof overweegt dat tot een woning behoren de ondergrond, de tuin en aanhorigheden, zoals een garage of een schuur, serre, aanbouw en dergelijke, die op hetzelfde perceel als de woning bevinden. Is er sprake van meer dan één kadastraal perceel, zoals in dit geval, dan moet naar de mening van het Hof aan de volgende cumulatieve voorwaarden worden voldaan, wil er sprake zijn een aanhorigheid:
    - de percelen grenzen aan elkaar;
    - de percelen zijn naar verkeersopvatting te beschouwen als één geheel; en
    - de percelen zijn tegelijkertijd aan de koper geleverd door dezelfde verkoper.

    Het Hof is van oordeel dat onder meer aan de 2e vereiste niet wordt voldaan, naar de mening van het Hof is er geen sprake van één geheel en hoort het perceel grasland niet bij de woonboerderij. Het feit dat het perceel grasland alleen via het erf van de woonboerderij kan worden betreden, is daartoe niet voldoende. Ook het feit dat het perceel hobbymatig wordt benut, maakt niet dat er sprake is van een aanhorigheid, aangezien dit gebruik niet dienstbaar is aan de woonfunctie van de woonboerderij. De uitspraak van de Rechtbank blijft in stand.

    Lees verder
  • Per 1 mei afgeschafte VAR wordt nu al node gemist Door Wijnkamp Keulers op 02-05-2016

    Sinds 1 mei is een opdrachtgever van ZZP’ers en andere ondernemers weer volledig aansprakelijk voor de afdracht van loonbelasting en premies voor werknemersverzekeringen. De VAR is afgeschaft en de DBA is ervoor in de plaats gekomen. De VAR is indertijd ingevoerd om de bureaucratische belemmeringen voor kleine zelfstandigen weg te nemen en te voorkomen dat opdrachtgevers (volledige) betaling van facturen uitstelde, omdat ze zekerheid wilde hebben dat de Belastingdienst en UWV niet achteraf alsnog (na)heffingen zouden opleggen. In sommige gevallen werd tot 60% ingehouden, terwijl tenminste 30% het meeste voorkwam. Inmiddels zijn kleine ondernemers terug bij af, er dreigt weer onvolledige betaling of moeten zij minimaal 30% betalen aan tussenpersonen, zoals pay-roll bedrijven. De fiscale regelgeving belemmert start-ups en creatieve bedrijven, ook vaklui met een eigen bedrijf hebben er nu al veel last van. De hoop, dat het de facto belemmeren van ZZP arbeid cao-vaste dienstverbanden in ere zal herstellen, lijkt de bovenhand te voeren. Het beeld ontstaat dat, na het voor ondernemers mislukte nieuwe arbeidsrecht, wederom stappen terug zijn gezet waar stappen vooruit nodig zijn om werkgelegenheid te behouden. Staatssecretaris Wiebes komt nu met een adviescommissie om de problemen te adresseren, het zal niet gaan meevallen naar ons idee.

    Het is niet, dat hij niet probeert de scherpe kantjes en de schadelijke gevolgen van het afschaffen van de VAR te verminderen. Wiebes ziet kennelijk ook wel, dat het aannemen van werkenden in vaste dienstverbanden niet gebeurt. Als nu ook ZZP werk wordt belemmerd en onder dreiging komt van boetes en ander ongerief, dan zal dat vooral bij vaklui in de bouw en de industrie en in de creatieve en IT sector negatieve gevolgen hebben. Je kunt start-ups en innovatie stimuleren wat je wilt, maar relatief hoge vaste lonen, CAO's en 2 jaar moeten doorbetalen bij ziekte en bijkomende werkgeverslasten gaat niet werken in deze sector. Buitenlandse start ups en innovators zitten met dit soort verplichtingen al snel in Finland, Oost Europa of de VS. Dat bleek deze week al toen Spotify aankondigde de Europese bureaucratie te gaan ontlopen door naar de VS te verkassen. Als de buitenlanders Nederland links zullen laten liggen, zullen de Nederlanders niet achterblijven, dus tel uit je winst.

    In een poging wat meer ruimte te creëren en de onvrede weg te nemen, had Wiebes al bij de wetsbehandeling in de Eerste Kamer toegezegd dat de Belastingdienst vooraf modelovereenkomsten zou publiceren en desgevraagd binnen zes weken een oordeel zou geven over de aanwezigheid van een dienstbetrekking. Bovendien kon iedereen een specifieke overeenkomst voorleggen, die zou dan binnen zes weken tot een standpunt van de Belastingdienst leiden. Ook gaf hij te kennen dat échte ZZP professionals niet als werknemer aangemerkt zouden worden, het ging om misbruik en schijnconstructies aan de onderkant te bestrijden.

    Materie-deskundigen constateerden tijdens de behandeling in de Eerste Kamer al, dat de toezegging van Wiebes onuitvoerbaar was voor de Belastingdienst en inderdaad, de door hem voorgestelde aanpak levert fikse problemen op in de uitvoering. Want zoals verwacht, komt de Belastingdienst er niet uit, althans niet uit de visie die de Staatssecretaris heeft geuit. De Belastingdienst heeft een andere, heel wat strengere, beoordeling voor ogen en dat begint nu in brede kring bekend te worden. Niet alleen de onderkant wordt bestreden, alle ZZP’ers en hun opdrachtgevers hebben flink last van de afschaffing van de VAR.

    De Staatssecretaris heeft nu te elfder ure een commissie ingesteld om te beoordelen of de voorlichting van de Belastingdienst wel adequaat is en gevraagd om advies. Dat advies zal naar ons idee niet meevallen als de huidige regelgeving blijft zoals hij is. Kern van de problemen is ketenaansprakelijkheid en aansprakelijkheid voor de opdrachtgever ook als die weinig te verwijten valt. Als Wiebes dat in tact laat, kan en is er geen oplossing denkbaar. De VAR was en is noodzakelijk, de DBA is onuitvoerbaar.

    Wij geven Staatssecretaris Erik Wiebes en de commissie dan ook maar alvast een voorzet en geven het volgende in overweging. De VAR afschaffing en invoering van de DBA leidt tot onduidelijkheid en risico’s op naheffing en boetes met een hoop gezeur en zelfs vervolgingsrisico, daar zit geen ondernemer en ZZP’er op te wachten. Het stagneert en belemmert het (M)KB en lost het probleem van verdringing op de arbeidsmarkt niet op. Wat dan wel de werkgelegenheid duurzaam zal verbeteren, is moeilijk aan te geven, maar een begin kan zijn, dat je regelt dat vraag en aanbod van en naar de diensten van vaklui, IT'ers, creatievelingen, innovators, interim managers, consultants en wat dies meer zij en de professionals op elkaar kunnen worden aangesloten. Laat hen zelf de keuze maken om al of niet in dienstbetrekking te werken, als zij geen cao, verplichte verzekeringen en werknemerschap willen, dring dat dan niet op. Afdracht van belastingen regel je met voorlopige aanslagen IB en een beter toezicht op BTW aangifte en afdracht.

    Als je vervolgens vindt dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt kwetsbare werknemers moeten worden beschermd, doe dat dan en kijk vanuit die bril eens naar het arbeidsrecht en de oude VAR regeling in combinatie met de huidige (niet gewijzigde) Wet op de Loonbelasting.

    En wat blijkt dan, met de VAR en de bestaande regelgeving kunnen schijnconstructies uitbuiting en misbruik prima worden bestreden, ook bij misbruik van een VAR was een opdrachtgever immers aansprakelijk. Geef de Belastingdienst behoorlijke en uitvoerbare opdrachten in plaats van hen op te zadelen met een opdracht om modelovereenkomsten op te stellen, waar ze niet toe in staat zijn. Er zijn 900.000 ZZP'ers en 350.000 (M)KB ondernemers, die meerdere verschillende opdrachten per jaar uitvoeren, er was een tijd dat politici en overheid die werkgelegenheid een warm hart toedroegen en stimuleerden in plaats van tegenwerkte. Dat is nog niet eens zo lang geleden…

    Lees verder
  • Ondernemers en zonnepanelen, in 2016 een goede combinatie Door Wijnkamp Keulers op 21-04-2016

    U heeft als maatschappelijk doel om “duurzaam” te ondernemen, of u bent geïnspireerd door het klimaat en u zoekt een investering waarmee u zowel milieubewust als fiscaal verantwoord bezig bent; Wellicht is het aanschaffen van zonnepanelen een interessante optie voor u.


    BTW-aftrek

    Alle kosten die u maakt zijn als btw-plichtig ondernemer aftrekbaar. Zowel de advies-, aanschaf- als installatiekosten zijn aftrekbaar in uw onderneming en zo is de eerste 21% bespaart ten opzichte van de particulier, die er niet voor kiest om aangemerkt te worden als ondernemer. Dit is wel mogelijk, ook speciaal voor het aanschaffen van zonnepanelen.

    Investeringsregelingen
    Energie-investeringsaftrek (EIA)
    Deze EIA kan oplopen tot 58% van de totale waarde van uw aanschaf. Per 1 januari 2016 is deze aftrek verhoogt van 41,5% naar 58%. Deze aftrek is beschikbaar omdat zonnepanelen op de zogenaamde ‘Energielijst’ staan en dus kan hiervoor een verklaring worden aangevraagd om gebruik te maken van deze investeringsregeling.

    Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)
    Met de KIA kan uw voordeel oplopen tot wel 86%. De maximale hoogte van deze aftrek is 28%. De KIA mag in combinatie met de EIA en dat betekent dus een flink extra voordeel. Aan deze aftrek zit wel een minimum aan investeringen in een jaar van € 2.300, tevens zit er een maximale aftrek op wat afhankelijk is van de hoogte van de totale investering.

    Wat betekent dit voor u als ondernemer?

    Uw voordeel is gemakkelijk uit te rekenen. Aan de hand van het volgende voorbeeld maken we u duidelijk hoe.
    Stel, u heeft een investering van € 10.000, exclusief de al afgetrokken BTW. Met zowel de EIA als de KIA kunt u maar liefst 86%! aftrekken van uw fiscale winst (BV) of uw belastbaar inkomen (IB ondernemers), oftewel € 8.600. Hiermee bespaart u in een klap, als BV, een bedrag van € 1.720 aan vennootschapsbelasting en, als IB ondernemer (ligt aan de hoogte van uw belastbaar inkomen) wanneer we van 42% uitgaan, € 3.612 aan belasting. Tevens is de investering van € 10.000 in 5 jaar af te schrijven tot 0 euro, waardoor u ook nog eens € 2.000 per jaar in aftrek kunt brengen. En dan hebben we het minder betalen aan uw energierekening nog niet eens meegenomen.

    Oftewel, het is een hele zinvolle overweging. Daarnaast heeft de overheid ook nog een mooi subsidiebudget voor 2016.

    Subsidieregelingen

    Voor 2016 heeft de overheid het budget voor de “stimulering duurzame energieproductie” verhoogd naar 8 miljard. Per gemeente en provincie is het verschillend of hieraan meegedaan wordt. Dit kunt u checken via de website www.energiesubsidiewijzer.nl

    Bent u al overtuigd?

    Lees verder
  • Commissarissen niet meer hoe dan ook verplicht onder de loonheffingen Door Wijnkamp Keulers op 24-03-2016

    Commissarissen waren tot nog toe aangewezen als werknemer. Er was sprake van een fictieve dienstbetrekking, dus ongeacht de werkelijke situatie, ondernemer of vrije beroepsbeoefenaar, er moest hoe dan ook loonheffing worden ingehouden en afgedragen over de beloning. Dat leidde er in sommige situaties toe, dat naast loonheffing ook nog eens BTW verschuldigd was, overigens in beginsel over het bruto loon. Bij de aangifte IB leidde het er soms toe dat de beloning als winst uit onderneming werd aangegeven en de ingehouden loonbelasting werd verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting.

    Met het afschaffen van de VAR heeft staatssecretaris Wiebes nu ook besloten de fictieve dienstbetrekking voor de commissaris af te schaffen, en wel feitelijk per 1 mei 2016. Dat is op zich een goede ontwikkeling, niettemin is er wel werk aan de winkel, want het wordt nu niet ineens eenvoudig.

    Vanaf 1 mei 2016 moet voor elke commissaris worden beoordeeld of er sprake is van een dienstbetrekking op inhoudelijke gronden, dat kan ook een fictieve dienstbetrekking zijn. Voor sommige commissarissen zal er niet veel veranderen, voor ander commissarissen in het bijzonder degenen, die nu al BTW in rekening brachten, zal er wel het nodige veranderen. Een gezagsverhouding zal niet zonder meer aanwezig zijn, hoewel het ook niet is uit te sluiten als de AVA feitelijk gezag uitoefent. Er kan ook sprake zijn van een dienstbetrekking en dus loon, als een AB-houder of partner daarvan werkzaamheden verricht in zijn “eigen” BV. Net zoals bij iedere ZZP’er annex vrije beroepsbeoefenaar zal nu moeten worden beoordeeld of sprake is van inhoudingsplicht of niet. Modelovereenkomsten van de Belastingdienst volgen hopelijk snel.


    *Besluit 14 maart 2016 Staatscourant 14756 23 maart 2016 BLKB2016/265M

    Lees verder
  • Tweede Kamer neemt DGA en ondernemer op de korrel, …“sitting ducks”? Door Wijnkamp Keulers op 24-03-2016

    De SP, bij monde van de heer Bashir, heeft vragen gesteld over de zogenaamde fiscale arbitrage door vermogenden via hun onderneming of hun BV. Met fiscale arbitrage wordt bedoeld dat met de ondernemingen fiscale trucs worden uitgehaald om te ontlopen aan box 3-heffing en inkomsten te verlagen. Portee van de vragen was tevens of het mogelijk was om de inkomsten en het vermogen voor box 3 zo te verlagen, dat er onterecht gebruik kan worden gemaakt van toeslagen. Staatssecretaris Wiebes heeft geantwoord, dat hij niet de indruk heeft dat alleen fiscale motieven aan de orde zijn bij het onderbrengen van vermogen in de ondernemingssfeer of in de BV, maar dat naast het fiscale voordeel ook andere motieven aan de orde zijn. Oneigenlijk gebruik van ondernemersfaciliteiten moet worden afgezet tegen het niet belemmeren van economische ontwikkelingen, waaronder bedrijfsopvolging. Wiebes antwoordde tevens dat alles in een later stadium in het kader van de plannen voor belastingherziening worden meegenomen.

    Ons commentaar:

    De vragen hadden betrekking op het aanhouden van spaargeld in de BV, of de Belastingdienst zicht heeft op het aantal BV’s met duurzaam overtollige liquide middelen, toeslagen die moeten worden uitgekeerd aan zeer vermogenden met vermogen buiten box 3 en lage inkomsten, de bedrijfsopvolgingsregelingen en verliesverrekening binnen box 2.

    De vragen en de antwoorden geven aan dat de positie van ondernemers en de rol van eigen vermogen in de onderneming een fundamentele heroriëntatie wacht. Fiscale faciliteiten, die het eigen vermogen versterken, kosten in de ogen van de overheid teveel. Diezelfde overheid groeit 3-5% per jaar, althans de collectieve lasten groeien met dat percentage. Werknemers en ambtenaren consumeren te weinig, daar kun je de belastingopbrengsten dus niet vergroten. Het gaat dus gehaald worden daar waar het geld zit en daar waar het minste electorale tegengas wordt verwacht. Bij het midden- en kleinbedrijf en de vermogende(n) ouderen dus.

    Of de genuanceerde afweging, die Wiebes nu geeft, te weten niet teveel wegbelasten van eigen vermogen om de ontwikkeling van het MKB en de bedrijfsopvolging niet te belemmeren, de politieke belangenbehartiging door partijen als de SP zal overleven, is zeer de vraag. Als Wiebes de belastingherziening doorzet volgens eerder geuite beleidsvoornemens, dan heeft de bedrijfsopvolging met fiscale faciliteiten in de huidige vorm de langste tijd gehad, zal er meer verplicht loon moeten worden uitgekeerd en zal het vermogen in BV’s eerder en meer worden belast. Oudedagsvoorziening opbouwen via de onderneming of BV, vergeet het maar… verplichte deelname aan collectieve regelingen ligt meer voor de hand. De BV en eigen onderneming dreigt een fuik te worden, waaruit ontsnappen lastig zal zijn. Uw BV en onderneming zijn geen rustig bezit meer. Neem maatregelen nu het nog kan.

    Lees verder
  • Niet meer bestaande BV kan geen beroep instellen Door Wijnkamp Keulers op 04-03-2016

    Als een BV is opgehouden te bestaan, bijvoorbeeld door een ontbindingsbesluit van de aandeelhouders, dan kan er niet meer namens de BV worden gehandeld, deze bestaat namelijk niet meer. Zolang de vereffening duurt, moet bij elke uiting door de vereffenaar (BV in liquidatie) worden toegevoegd, de BV bestaat dan voort zolang de vereffening niet is afgerond. In dit geval was de vereffening afgerond. De BV kon daarom ook niet meer in beroep gaan, zo besliste de Rechtbank Den Haag. Een terechte uitspraak, degene die het beroep had ingesteld, heeft naar het zich laat aanzien, de verkeerde weg gekozen. Het beroep zou meer kans hebben gehad, indien tevens een verzoek tot heropening van de vereffening zou zijn gedaan. Het Hof Den Bosch heeft dit eerder beslist en bepaalde:
    De rechtspersoon herleeft als de vereffening op de voet van artikel 2:23c, lid 1, BW wordt heropend en dat brengt mee dat de termijn voor het indienen van bezwaar tegen een aanslag die wordt vastgesteld nadat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan, eerst een aanvang neemt zodra, nadat die vereffening is heropend, die aanslag aan de vereffenaar is bekend gemaakt. Indien voordat de vereffening is heropend door of namens de voormalige vereffenaar of degene wiens belang rechtstreeks bij de vereffening is betrokken omdat hij een uitkering heeft ontvangen uit hetgeen na de voldoening van de schuldeisers van het vermogen van een ontbonden rechtspersoon was overgebleven, op naam van de ontbonden rechtspersoon tegen die aanslag een bezwaarschrift is ingediend, dient niet-ontvankelijkverklaring van dit bezwaar met overeenkomstige toepassing van artikel 6:10 Awb achterwege te blijven.

    De Rechtbank besloot in dit geval ook niet op grond van bijzondere omstandigheden het beroep te behandelen. De formele aspecten van een aanslag, bezwaar en beroep zijn vaak van doorslaggevend belang. Al te zeer op de inhoud focussen, kan tot dit soort zeperds leiden. De handleiding “Procederen voor dummies” biedt geen soelaas, zoals ook een zielig verhaal de rechter er niet toe zal brengen het beroep toch in behandeling te nemen. Het enige voordeel hier is dat er mogelijk een tweede kans is, het hof heeft die weg keurig aangegeven.
    (Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22 april 2011, 10/00486 ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ9911)

    Lees verder
  • 2016 nadert, check nog even … Door Wijnkamp Keulers op 18-11-2015

    Uw voorlopige aanslagen
    Een te lage voorlopige aanslag is duur geld. Voor de vennootschapsbelasting brengt de Belastingdienst 8,05% rente in rekening. Voor de IB is dit 4%, ook te hoog dus om daar voordeel uit te halen. Wijkt uw inkomen of winst af van de verwachtingen, die u eerder had, neem dan contact op met ons om een hogere voorlopige aanslag te laten regelen. Een te hoge voorlopige aanslag is niet voordelig, daarover vergoedt de Belastingdienst geen rente. Zorg dus dat de voorlopige aanslag ongeveer in lijn ligt met de definitieve aanslag.

    Schenken kan voordelig zijn
    De erfbelasting ouders onderling en kinderen kent na vrijstellingen een tarief van 10% tot ruim € 121.000, daarboven 20%. Er is een vrijstelling van ruim € 20.000 voor kinderen en ruim € 633.000 voor echtelieden. Dat betekent dat kinderen tot ruim € 140.000 met 10% wegkomen, daarboven is het 20%. Boven de jaarlijkse vrijstelling van € 5.277, is er dus de mogelijkheid om tot ruim € 121.000 tegen 10% heffing te schenken. Bij grotere vermogens en ouders op leeftijd kan eerder schenken dus voordeel opleveren. Ook gebruik maken van de eenmalige verhoogde vrijstellingen kan voordelig zijn. Wees voorzichtig met ingewikkelde testamenten, het komt nogal eens voor dat de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën op grote schaal toegepaste trucs alsnog repareert en dat dit soort testamenten dan vervolgens zeer nadelig uitpakken. Bent u ondernemer, dan zijn er heel andere maatregelen nodig en mogelijk. Vermogen actief in de ondernemingssfeer aanwenden blijft vooralsnog het beste planningsinstrument.

    Open fonds voor gemene rekening
    Is het wat voor u, is het een alternatief voor box 3 en de dreigende zwaardere vermogensbelasting? Als u een groot vermogen in box 3 hebt en geen mogelijkheid of zin hebt om via een onderneming te investeren, dan kan een dergelijk fonds een mogelijkheid zijn. U gaat dan in plaats van 1,2% of meer in de toekomst, over de gerealiseerde winst van het fonds 25% betalen. Er zitten haken en ogen aan, het is de vraag of deze weg lang zal kunnen voortbestaan, maar als alternatief voor box 3 is het een overweging waard.

    Uw opdrachtnemers, VAR nadert zijn einde

    De aansprakelijkheid voor niet afgedragen loonbelasting en premies neemt toe. De ketenaansprakelijkheid is nu in alle sectoren van toepassing en de VAR, die de opdrachtgevers vrijwaart voor claims achteraf van fiscus en UWV, gaat verdwijnen. Volgens Staatssecretaris Wiebes worden opdrachtgever en opdrachtnemer "samen" verantwoordelijk, werkgevers en opdrachtgevers trappen er niet in en weten wel beter. Het zalvende "samen" betekent niet anders dan dat de opdrachtgever hoofdelijk aansprakelijk is en zal moeten betalen als de ZZP'er toch werknemer blijkt te zijn of dat er gebruik is gemaakt ergens in diens toeleveringsketen van inhoudingsplichtige en premieplichtige arbeid. Er zijn voorbeeldovereenkomsten, die geen arbeidsverhouding tot gevolg zouden moeten hebben, die gelden alleen fiscaal en niet als er ook aanvullende afspraken zijn. Inmiddels is duidelijk dat er zeer veel soorten en maten ZZP'ers zijn en dat de nu gepresenteerde voorbeeldovereenkomsten aanvullende afspraken zullen opleveren. Weinig praktische betekenis dus. Ook zijn sommige overeenkomsten ronduit als arbeidsovereenkomsten aan te merken met alle juridische gevolgen van dien. Het gepruts door de politiek met de ZZP'er is nog lang niet over. We zullen zien of de afschaffing van VAR niet gewoon tot doel had om het groeiende aantal ZZP'ers af te stoppen. De huidige VAR blijft bij ongewijzigde omstandigheden van de ZZP'er in 2016 (vooralsnog tot 1 april 2016) geldig. Hoe een opdrachtgever dat moet controleren, heeft Wiebes er niet bij gezegd… Vermoedelijk "samen" met de ZZP'er, zal hij voor ogen hebben. Onze tip, zoek de voor uw sector toepasselijke modelovereenkomst, laat deze beoordelen door een arbeidsrecht jurist en kijk of u er mee uit de voeten kunt. Bij twijfel zorg ervoor dat loonbelasting en premies worden aangegeven, houd het bedrag in en maak bezwaar tegen uw eigen aangifte. Als u dat een keer doet in samenspraak met de ZZP'er dwingt u de inspecteur tot een standpunt.

    G-rekening verdwijnt
    Niet alleen de G-rekening verdwijnt per 1 januari 2016, ook rechtstreeks storten bij de fiscus zal niet meer mogelijk zijn. Houdt dus voldoende in en overweeg een eigen stichting met bankrekening om het geld in afspraak met de onderaannemers op een derdengeldrekening te storten, zodat het enigszins buiten de risicosfeer blijft.

    Uw werknemers’ loon of beloningscomponenten
    Onkostenvergoedingen en declaraties moesten al beoordeeld worden, er kan niet zoveel meer, bij twijfel loon met eindheffing aangeven in de werkkostenregeling. Per 1 januari 2016 komt daarbij dat rentevoordeel op personeelsleningen tot het loon moet worden gerekend. Uiteraard blijft de aftrek in de LB voor de werknemer in stand en om extra loon(afdracht) te voorkomen, is het wellicht haalbaar om de rente naar een zakelijk niveau te brengen. Netto zou er dan niet zoveel achteruitgang bij de werknemer zijn, terwijl uw loonkosten binnen de perken blijven. Het rentevoordeel mag overigens niet worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling.

    Lees verder
  • Verhuur van multifunctionele garageboxen toch vrijgesteld van BTW Door Wijnkamp Keulers op 29-09-2015

    Schreven wij een jaar geleden nog dat de Rechtbank Zeeland-West-Brabant had geoordeeld dat, ook al is er sprake van een multifunctionele ruimte, de verhuur van een garagebox met BTW belast is. Inmiddels heeft het Hof Den Bosch geoordeeld dat de verhuur van garageboxen wel vrijgesteld is van BTW, als er sprake is van een ruimte die niet als zodanig wordt gebruikt.

    De Rechtbank vond nog dat een garagebox een garagebox 1 en het gebruik niet uitmaakt, dus belast met BTW.

    Het Hof daarentegen oordeelt, dat de garageboxen onroerende zaken zijn, die naar hun aard en inrichting gebruikt kunnen worden voor meerdere doeleinden en derhalve multifunctioneel zijn. Ter zake van multifunctionele ruimte is in een besluit van het Ministerie van Financiën bepaald dat, wanneer deze multifunctionele ruimte primair voor andere doeleinden dan het parkeren van auto's kunnen worden gebruikt, er in beginsel geen sprake is van de verhuur van parkeerruimte, maar van verhuur van een onroerende zaak, welke verhuur is vrijgesteld van BTW.

    Vaak is in de huurovereenkomst garagebox opgenomen dat deze bestemd is voor garage/bergruimte. Hiermee staat vast dat zowel het stallen van een auto, als een andere benutting, namelijk als bergruimte, door partijen contractueel niet is uitgesloten. Naar de mening van het Hof kan op grond hiervan het vertrouwen worden ontleend dat de verhuur van garageboxen is vrijgesteld van omzetbelasting, aangezien deze in de praktijk primair voor andere doeleinden worden gebruikt dan het stallen van een auto.

    Lees verder
  • Landbouwvrijstelling afgeschaft of beperkt? Door Wijnkamp Keulers op 22-09-2015

    Wederom gaan er geruchten dat de werking van de landbouwvrijstelling wordt ingeperkt. Deze keer lijkt het te gaan om de opmerkingen, die de redactie van een vaktijdschrift heeft geplaatst als commentaar bij het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015, waarin jaarlijkse herwaardering werd afgewezen. Het aangaan van een (man-vrouw) maatschap zou niet meer een oorzaak voor herwaardering kunnen zijn, althans de Belastingdienst zou studeren op bestrijding van deze methode, zo zeggen de geruchten. Er zou op korte termijn nog met een maatschap moeten worden gewerkt om deze met terugwerkende kracht per 1 januari jl. te laten ingaan.

    Op het eerste gezicht lijkt het wat ver gezocht en er zijn in de vakliteratuur ook andersluidende visies te vinden. Niettemin is er ten aanzien van landbouwgrond met een lage boekwaarde wel zorg op zijn plaats. Er is op dit moment geen directe aanleiding tot vrees voor verdere inperking, niettemin blijft de landbouwvrijstelling voor velen een vreemde en onterechte "eend in de bijt'. Voor zover de portee van de geruchten is, dat er actie moet worden overwogen, staan wij daarachter. Wij hebben nooit veel gezien in de proefprocedure die, zo is inmiddels duidelijk, niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Zelf actie ondernemen blijft aan te raden, wij hebben dat al eerder aangegeven.

    Nu de proefprocedure voor nog meer onduidelijkheid heeft gezorgd en dus in dat opzicht als volkomen mislukt moet worden beschouwd, is de vraag hoe nu verder. Moet je je iets aantrekken van deze geruchten. Wij vrezen van wel, al was het maar omdat door dit soort gedoe de landbouwvrijstelling weer volop in de schijnwerpers staat. Wat moet je dan doen… nog snel een maatschap of voorovereenkomst tekenen? Is dat dan voldoende?

    Het is nu de vraag, of het aangaan van een maatschap op zich voldoende is, nog daargelaten of de terugwerkende kracht wel werkt in dit kader. Als de Belastingdienst gemaakte afspraken herziet en het standpunt van de redactie van het vakblad tot beleid zou maken, is er een probleem. Niet, omdat nu al vaststaat dat het niet gaat werken, maar er is een probleem, omdat het mogelijk niet genoeg is en niet zeker is, dat er nog gelegenheid is tot herstel.

    Er zijn alternatieven voor de maatschappen denkbaar. Het gaat er daarbij om dat er sprake is van winstrealisatie op het gewenste moment en dat die winst is vrijgesteld. Het zou kunnen, dat daarover bij het aangaan van een willekeurige maatschap vraagtekens bij te plaatsen zijn. Vooral in situaties, waar feitelijk niets verandert en de inbrenger na het einde van de maatschap de gronden weer terugkrijgt, zitten in de discussie zone. Het realiseren van winst, die vervolgens is vrijgesteld, is niet geheel op één lijn te stellen met herwaarderen of verhogen van de boekwaarde, het zou kunnen zijn dat daarop meer dan nu de focus komt te liggen. Wilt u de huidige vrijstelling benutten, dan is maatwerk noodzakelijk. Standaard regelingen of volgen van collectieve acties zien wij minder in, voorlopig met recht, zo lijkt ons.

    Lees verder
  • Fiscus plaatst hek om Nederland om DGA’s binnen te houden Door Wijnkamp Keulers op 18-09-2015

    Met de dreigende lastenverzwaringen voor ouderen en DGA’s in het vooruitzicht zijn er inmiddels maatregelen genomen, vooruitlopend op het belastingplan 2016, om fiscale emigratie en verplaatsing van ondernemingen te ontmoedigen. Men heeft een emigratie-lek geconstateerd en dat moet worden gedicht, zo is de gedachte. Kennelijk is de situatie zo acuut dat per 15 september jl. de maatregel al is ingegaan. Als het om geld binnenhalen gaat, is wetgeving met terugwerkende kracht geen enkel probleem in Nederland. Vrees voor kapitaalvlucht staat weer bovenaan de agenda in Den Haag.

    Wat is er aan de hand

    Als mensen met een aanmerkelijk belang (meer dan 5% aandelen in een BV) emigreren, krijgen ze van de Belastingdienst een zogenoemde conserverende aanslag over de waardegroei van hun bezit in de periode, dat zij in Nederland woonden. Op dit moment hoeft een emigrant deze aanslag alleen te voldoen als (nagenoeg) alle winstreserves in de vennootschap worden uitgekeerd of bij verkoop van de aandelen. Zolang dit niet gebeurt, hoeft de aanslag niet te worden betaald. De conserverende aanslag wordt kwijtgescholden na 10 jaar verblijf in het buitenland, er wordt geen invorderingsrente gerekend.
    Die kwijtschelding wordt geschrapt, De conserverende aanslag blijft voortaan voor onbepaalde tijd openstaan. Daarnaast verdwijnt de bepaling, dat emigranten met een aanmerkelijk belang de conserverende aanslag slechts hoeven te voldoen bij een winstuitkering van 90% of meer. Voortaan moet bij iedere winstuitkering naar rato belasting worden betaald. Dit zou moeten voorkomen dat mensen met een aanmerkelijk belang na emigratie een aanzienlijk deel van de winst incasseren zonder dat de Nederlandse fiscus dit (volledig) in de heffing kan betrekken. Volgens het kabinet betalen geëmigreerde aanmerkelijk belang-houders straks evenveel en op hetzelfde moment belasting als niet-geëmigreerde aanmerkelijk belanghouders.
    Nu is er inderdaad wel wat aan de hand. Emigratie naar Malta en dat soort staten van een DGA en daarna 85% van de winst uitkeren, dat kwam veelvuldig voor. Dus de fiscus heeft inderdaad wel een punt. Niettemin is bij emigratie er juist geen sprake van gelijke behandeling tussen binnenlanders en buitenlanders. Immers, Nederlandse AB winst wordt pas belast, als die wordt behaald en niet op een moment van verhuizing van de DGA. Een conserverende aanslag is een momentopname, die belastbare fiscale reserves vaststelt op één moment. Er moet een fictieve koopsom voor de aandelen worden geschat met alle geduvel van dien bij actieve BV’s, want bepaal maar eens de waarde van een lopend bedrijf.
    Bij verkoop of winstuitkering gaat Nederland heffen, niet alleen binnen 10 jaar maar ook daarna. De belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting kennen veelal een regeling dat Nederland gerechtigd is de AB-winst te belasten binnen 5 jaar, na 5 jaar moet Nederland het woonland voor laten en zal de aldaar geheven belasting moeten worden verrekend. Nederland moet, volgens internationaal belastingrecht, ook rekening houden met waardedaling van de aandelen. Dat was ook al zo bij de huidige regeling, nu wordt dat door de onbepaalde tijd een nog grotere puzzel.

    Lees verder
  • BTW ten onrechte terugvragen of niet afdragen, is geen goed idee Door Wijnkamp Keulers op 30-07-2015

    Het is een verboden vrucht, die iedere ondernemer kan verleiden. Als je even krap zit .,. sjoemelen met de BTW-aangifte en meer terugvragen of minder afdragen in de hoop dat het een maand of een kwartaal later wel weer kan worden ingelopen. Dat kan een dure grap worden, naheffing met boete is wel het minste dat tegemoet gezien kan worden en soms wordt het de Officier van jJstitie en vervolging wegens fraude. Niet doen ... is het enige bruikbare advies.

    De Rechtbank Den Haag kreeg onlangs een zaak te behandelen van een vrouw, die als bestuurder van een BV in oprichting (i.o.), op aangifte omzetbelasting had teruggevraagd voor in totaal € 7.500. Tijdens een hoorgesprek had ze aangevoerd, dat ze geen geld meer had om van te leven en dat het daarvoor was gebruikt. Er waren geen ondernemersactiviteiten geweest en geen facturen. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd van € 7.500 en een boete opgelegd van 50% van de nageheven belasting, ofwel € 3.750. Omdat het over 2008 ging, werd ook nog eens € 1.051 heffingsrente in rekening gebracht. De vrouw ging in beroep bij de Rechtbank, maar ze kreeg geen poot aan de grond. De Rechtbank vond dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt, dat omzetbelasting in rekening was gebracht, die als voorbelasting voor aftrek in aanmerking komt. Ook de boete van 50% was terecht, omdat het aan opzet is te wijten dat ten onrechte teruggaven omzetbelasting zijn verleend.

    Ondernemers zijn onbetaalde incasseerders voor de Staat, zij moeten inhouden en afdragen of in rekening brengen en afdragen. Op niet naleven van de regels staan zware boetes, en in steeds meer gevallen wordt de strafrechter in geschakeld als de inspectie of de FIOD fraude vermoedt. Als u als ondernemer met de FIOD of de recherche te maken krijgt, dan leert u dit land op een hele nare en zeer ingrijpende manier nader kennen. Er is weinig begrip voor ondernemers, die sjoemelen met de regels en te weinig afdragen. Het begint vaak met "even" wat lucht happen door BTW een maandje later af te dragen en de aangifte daarop aan te passen. Vooral mei, juni en juli zijn beruchte tijdvakken. Dat weet de fiscus ook, controles worden strakker. Niet doen dus ... verzin iets anders en verzin het op tijd. Sjoemelen met aangiftes kan echt niet !

    Lees verder

Laatste nieuws

  • 2025 komt eraan … Door Wijnkamp Keulers op 25-10-2024

    Hoewel 2025 nog ver weg lijkt, is het nu de tijd om te kijken of er voor het eind van het jaar nog actie ondernomen moet worden om de onderneming (eenmanszaak of BV) nog fiscaal up to date houden. Op welke zaken moet u zich voorbereiden?

    Schenking via BV aan ANBI
    Op dit moment kan een DGA de BV een gift laten doen aan een ANBI-stichting, zonder dat dit fiscale gevolgen heeft voor de DGA. Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst ervan uit dat de BV vanuit aandeelhoudersmotieven van de DGA tot schenking overgaat en zal de DGA in een dergelijke situatie een winstuitdeling hebben ontvangen, waarover in box 2 ab-heffing moet worden betaald, daarnaast wordt de aftrek van giften in de vennootschapsbelasting afgeschaft. Bent u nog voornemens te schenken via uw BV aan een goed doel, dan is het verstandig dit nog dit jaar te doen.

    Dividend nu of in 2025?
    Per 1 januari 2025 wordt het ab-tarief over dividenduitkeringen boven € 67.804 (2025) verlaagd naar 31%. Het tarief tot € 67.804 blijft 24,5%. Bent u voornemens meer dan € 67.000 dividend uit te keren - of het dubbele wanneer u een fiscale partner hebt - dan kan het voordeliger uitpakken om de uitkering uit te stellen tot 2025. Let u er wel op dat het inkomen in box 2 medebepalend is voor de hoogte van de algemene heffingskorting. Het uitkeren van dividend kan dus een lagere heffingskorting tot gevolg hebben.

    Excessief lenen
    Heeft u als DGA een schuld aan uw BV van meer dan € 500.000, een eigen woning-schuld telt hierbij niet mee, dan kan het juist voordelig zijn nu dividend uit te keren. Echter, er is, net als over box 3, over de fictie discussie ontstaan. Niet uit te sluiten is dat de wetgever met het invoeren van excessief lenen een fictie ingevoerd heeft, die niet door de beugel kan. Op deze manier wordt namelijk beoogd belasting te heffen over rekening-courantschulden, die mogelijk al lang geleden zijn ontstaan. Een link met het draagkrachtbeginsel ontbreekt volledig.

    Of de fictie van excessief lenen op grond van het vorenstaande ook aangemerkt kan worden als in strijd met het eigendomsrecht, is nog niet zeker. Mocht u een aanslag ter zake ontvangen, is het raadzaam tegen de aanslag bezwaar te maken.

    Voorkom belastingrente, verzoek om een voorlopige aanslag
    Voor de aanslag vennootschapsbelasting 2024 gaat de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 10% belastingrente rekenen. Mogelijk wordt dit voor VpB 2025 9%. Verwacht u dat de voorlopige aanslag over 2024 te laag is geweest, vraag dan zo spoedig mogelijk een herziene voorlopige aanslag aan. Overigens, wanneer de aangifte voor 1 juni 2025 wordt ingediend en de aanslag wordt vastgesteld conform de ingediende aangifte, is geen belastingrente verschuldigd.

    Voor de IB en overige belastingen geldt voor 2024 7,5% belastingrente, voor 2025 wordt dit mogelijk 6,5%. Dus ook voor IB-belastingplichtigen is het van belang te kijken of het ter beperking van belastingrente verstandig is een voorlopige aanslag te vragen.

    Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
    Per 1 januari 2025 worden verdere aanpassingen in de BOR doorgevoerd:
    - De vrijstelling in de BOR wordt verhoogd naar 100% van de waarde van het ondernemingsvermogen tot € 1.500.000 (€ 1.325.253 in 2024). Voor het bedrag daarboven wordt de vrijstelling verlaagd naar 75% van het ondernemingsvermogen. Het omslagpunt om te kiezen voor 2024 of 2025 voor de opvolging ligt op circa € 1.870.000 bedrijfswaarde. Bij een lagere waarde kan het meer voordelig zijn om na 2024 te schenken.
    - De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft. Bij ondernemingen met beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen wordt het beleggingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor de BOR geldt dit vanaf 1 januari 2025, voor de doorschuifregeling (DSR) gaat dit later in, maar het is nog niet bekend wanneer.
    - De termijn van voortzetting van de onderneming wordt per 2025 gesteld op drie jaar. Let op, dit geldt alleen voor overdrachten vanaf 1 januari 2025
    - In de DSR gaat de dienstbetrekkingsregeling vervallen, de voortzetter hoeft dus niet meer minimaal drie jaar (onafgebroken) in dienstbetrekking te zijn geweest. Er wordt alleen vereist dat de verkrijger minimaal 21 jaar is.

    Voor 2026 staan ook nog wijzigingen in de BOR/DSR gepland. Eén daarvan is dat de BOR en DSR alleen nog van toepassing zouden zijn op aandelenbelangen, die minimaal 5% van de normale aandelen omvatten.

    Tot slot
    Het blijft van belang de bezwaar- en beroepstermijnen goed te bewaken. De problematiek inzake box 3 heeft laten zien dat de overheid van mening is dat bij geen bezwaar de beurt voorbij is. Bij enige twijfel omtrent de aanslag, of het nu gaat om box 3 of excessief lenen of anderszins, maak bezwaar.

    Lees verder
  • Actualiteiten belastingen Door Wijnkamp Keulers op 21-10-2024

    Twee uitspraken van de Hoge Raad inzake landbouwvrijstelling, een rapport dat nu toch eindelijk het einde van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting in zicht brengt en wijzigingen in de BOR en DSR-regelingen trokken de aandacht dit najaar.

    Bedrijfsopvolging

    De regeling bestaat in feite uit twee delen. Doorschuifregeling (DSR) voor de IB betekent dat zonder afrekenen met de fiscus een inkomstenbelastingclaim door de overnemer kan worden overgenomen, de BOR geeft de mogelijkheid om tegen een relatief lage waarde, met vrijstellingen voor de erf- en schenkbelasting, een bedrijf te doen overgaan. De BOR en DSR worden wat meer op elkaar afgestemd. Belangrijk is dat de BOR alleen nog geldt voor ondernemingsvermogen, verbetering is wel dat het gebruik in de onderneming in meer gevallen leidt tot mogelijke BOR-toepassing. Zo kan verpachte grond in opvolgingssituaties onder omstandigheden ook overgaan onder de BOR. Dit en de vanaf 2026 aangekondigde uitbreiding van de kring van opvolgers biedt meer mogelijkheden om kinderen, die geen ondernemer-opvolger zijn, met vermogen mee te laten doen met een opvolging. De vrijstelling van 100% gaat omhoog naar 1.5 mio, wel is hetgeen daarboven wordt geschonken of geërfd nog maar voor 75% in plaats van 83% vrijgesteld. De regeling blijft dus gehandhaafd, voor kleinere bedrijven is er door de verhoging naar 1.5 mio een voordeel t.o.v. 2023.

    Einde landbouwvrijstelling

    Het lijkt er nu toch echt van te komen, de landbouwvrijstelling (sinds 1918) is niet doelmatig en ook niet doeltreffend en kan worden afgeschaft, aldus een rapport van SEO in opdracht van de ministeries van Financiën en Landbouw. Voor ondernemers, die doorgaan met hun onderneming, zal herinvestering van winst de oplossing moeten vormen, dan is het wel wenselijk dat de HIR wordt versoepeld. Het zou dan ook aardig zijn als pachtontbindingsvergoedingen via een HIR in eigendomsgrond zijn om te zetten, ook het verbod op uitbreidingsinvesteringen en de boekwaarde-eis zouden wat mij betreft moeten vervallen. De eis dat de herinvestering in economisch opzicht dezelfde functie moet hebben, zou ook moeten vervallen, deze eis belemmert vaak de mogelijkheden tot het vormen van een HIR. Of men afschaffing van de landbouwvrijstelling gaat doorzetten, zullen we moeten afwachten, veel grond is natuurlijk al geherwaardeerd, waardevermindering ten opzichte van die waarde levert dan boekverlies op. Dat lijkt een louter theoretische mogelijkheid, maar er zijn inmiddels voorbeelden, waarbij grond die eerder op zo'n € 10/m² WEVAB te waarderen was en die door omgevingsrecht minder waard wordt.

    Hoge Raad beslist: Fagoed achtige erfpacht, landbouwvrijstelling, ook bij overdracht aan een derde

    Sinds de Fagoed-arresten, die in de jaren negentig tot gevolg hadden, dat rente en indexering van de schuld in aftrek van de winst kwamen, was er enig verschil van inzicht over de landbouwvrijstelling. De sector vindt dat de landbouwvrijstelling geheel van toepassing bleef, omdat de landbouwgrond op de balans bleef staan voor de gehele waarde en het bloot eigendom werd gezien als een geldlening, rente aftrek en indexatie van de geldlening leverde aftrek van de winst op, erfpacht en bloot eigendom bleven bij de landbouwer buiten beschouwing, althans bleef in de boekwaarde van de grond opgenomen. De Hoge Raad heeft op 27 september 2024 de visie van de sector bevestigd, de landbouwvrijstelling blijft van toepassing, uiteraard moet wel aan de overige voorwaarden worden voldaan.

    Dat geldt niet voor een overeengekomen meerwaarde-deel dat gezamenlijk toekomt aan bloot eigenaar en erfpachter. Op dat deel is de landbouwvrijstelling niet van toepassing.

    Bij een reguliere overdracht van erfpachtrechten en -verplichtingen echter gaan alle rechten en plichten over op de verkrijger, de verkrijger mag dan volgens dit arrest en rente aftrekken, en indexeren en houdt de landbouwvrijstelling. Dit omdat, volgens dit arrest van 27 september 2024, de vervreemder genoeg economisch belang bij de grond had behouden gedurende de erfpachtduur en dat kon overdragen.

    Fiscale deskundigen Kluwer reageerde nogal zuinig op dit laatste arrest, zij vonden dat het Hof ten onrechte was gecorrigeerd, we zullen zien of de Belastingdienst het HR-arrest onverkort zal willen volgen of nieuwe jurisprudentie gaat nastreven.

    Mogelijk dat de visie bij de DRS dat ook gronden, die indirect bedrijfsmatig worden gebruikt, evenals bij de bedrijfsopvolging ook voor de landbouwvrijstelling kunnen meetellen, dat zou voor grondverpachting via BV's binnen familiesfeer soelaas kunnen bieden. Overigens is los van de landbouwvrijstelling voor de VpB natuurlijk altijd de latente IB-claim bij vervreemding van aandelen in de gaten te houden.

    Afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde

    Onroerende zaken worden door wettelijke beperkingen vaak te langzaam en te weinig afgeschreven. Als er door externe factoren voorzienbaar is dat de boekwaarde (veel) te hoog is ten opzichte van de marktwaarde, dan is denkbaar dat er afgewaardeerd zou kunnen worden naar lagere bedrijfswaarde, zodat de boekwaarde en de afschrijvingen weer realistisch zijn. Let wel… het is dus niet een extra afschrijving en loopt dus niet via het beginsel dat de jaarwinst op basis van goedkoopmansgebruik met een bestendige gedragslijn wordt vastgesteld, dit gaat om bedrijfswaarde van het gebouw e.d. Afschrijvingen moeten slijtage en waardevermindering door de jaarlijkse productie tot uitdrukking brengen, de afwaardering brengt de lagere marktwaarde tot uitdrukking. Let wel op dat verlagen van de boekwaarde voor de financiering gevolgen kan hebben, omdat daarmee tot uitdrukking komt dat de zekerheden minder waard zijn dan gedacht, ook is er een zekere reflexwerking te voorzien, als er recht is op een vermogensschadevergoeding bijvoorbeeld bij onteigening. Tot slot is het aan te bevelen het tijdstip goed te plannen, het boekverlies moet natuurlijk wel ten laste van belaste winst komen.

    Huwelijkse voorwaarden, periodieke verrekening bij weinig of geen inkomen

    Bij huwelijkse voorwaarden met geheel gescheiden vermogens is nogal eens een bepaling opgenomen dat de kosten van de huishouding en vermogensvermeerdering in een jaar door beleggen en herbeleggen moeten worden gedeeld. Vooral bij oudere huwelijkse voorwaarden kan het voorkomen dat bij de bepaling van het vermogen van een ondernemer/ echtgenoot wordt aangesloten bij de fiscale boekwaarden onder de Wet IB 2001, terwijl in de huwelijkse voorwaarden andere definities van inkomen en vermogen zijn opgenomen. Het is aan te bevelen huwelijkse voorwaarden te raadplegen en te bezien of verrekenbedingen op juiste wijze tot verdeling zijn gekomen. Bij achterstanden is het te overwegen om te bezien of de huwelijkse voorwaarden ongewijzigd in stand moeten blijven. Bij een bedrijfsopvolging of een planning naar kinderen moeten BOR, maatschap, huwelijkse voorwaarden en testament naar de wensen met elkaar in overeenstemming zijn.

    Lees verder
  • Niet verhuurde woning voor eigen gebruik ... is dat een box 3 belegging? Door Wijnkamp Keulers op 09-10-2024

    Rare vraag, zo lijkt het, de eigen woning zit immers in box 1. In de meeste gevallen wordt 0,35% van de WOZ-waarde van het vorige jaar bijgeteld, rente aftrekbaar, zij het minder dan vroeger. Voor velen leidt de eigen woning nog steeds tot een aftrekpost op het loon inkomen.

    Hoe anders is dat met een door jezelf bewoonde woning, die niet in box 1, maar in box 3 valt. Dat kan een tweede woning zijn, voor recreatie of ter beperking van woon-werkverkeer, maar ook een tweede woning in het groen om de drukke Randstad te ontvluchten. Woningen waarvan men wel juridisch eigenaar is, maar die zijn verkocht, bijvoorbeeld om wat extra besteedbaar inkomen te hebben, en rechten op vruchtgebruik, rechten van gebruik en bewoning e.d. vallen ook in box 3.

    Volgens de huidige wet IB moeten er inkomsten uit sparen en beleggen worden aangegeven in 2024 op basis van de WOZ-waarde en wel 6,04%. Dat is wel een heel groot verschil met het forfait van de eigen woning dat tegen 0,35% in de heffing wordt betrokken, 18 x zoveel bijna. Tegen pakweg 36%. De vastgoedregeling van 2,65%, die in de toekomst wordt voorzien, is ook nog ruim 7x zoveel.

    De relatief lage belastingdruk op de eigen woning in box 1 is te danken aan de omstandigheid, dat de wetgever een onderscheid maakt tussen *besteden* (consumeren) en *beleggen*. Een eigen woning is niet bedoeld om inkomen mee te halen, maar is bedoeld om … juist ja … in te wonen.

    Inmiddels is duidelijk dat de huidige gerepareerde box 3 wetgeving ook niet de toets der kritiek van de Hoge Raad kan doorstaan. Het daadwerkelijk behaalde rendement is lager dan 6,04%, als je tenminste voor de box 3 niet-verhuurde woningen ook van het onderscheid tussen besteden en beleggen uitgaat. Dat is precies wat de Advocaat-Generaal Pauwels heeft geconcludeerd in een lopende procedure voor de Hoge Raad. Hij geeft aan dat er bij een niet-verhuurde en voor eigen gebruik aangewende tweede woning geen beleggingsrendement is.

    Als de HR dit volgt, dan blijven niet-verhuurde tweede woningen en andere box 3 woningen voor eigen gebruik onbelast. Dat lijkt ten opzichte van de eigen woning (0,35% rente beperkt aftrekbaar) wel weer wat veel van het goede, denkbaar is dat het onderscheid laten vervallen tussen box 1 en box 3, dus 0,35% rendement in aanmerking nemen met (beperkte) rente aftrek, eerlijker zou zijn.

    Met "eerlijk" komen we meteen op de olifant in de kamer bij box 3. Velen vinden dat het verminderen van de box 3-druk niet sociaal is. Echter lang niet alle vermogens worden in box 3 belast, veel Nederlanders zijn veel rijker dan ze zich voordoen en betalen niet of nauwelijks. Tel de eigen woning en de pensioenaanspraken maar eens mee, het aantal vermogenden richting de miljoen stijgt dan aanzienlijk.

    Eigen woningen hebben een totale waarde van ca 2.600 mld en als je de hypotheekschuld aftrekt, wordt ca 2.000 mld aan vermogen nauwelijks of per saldo niet belast. Het leidt zelfs tot verlaging van de belasting op de looninkomens, dat kost de Staat fors geld, en wordt verhaald via andere belastingen. De volgende is de vrijstelling in box 3 van netto-pensioen aanspraken. Uitgaande van ca 1.600 mld en uitgestelde loonheffing wordt feitelijk op bruto basis over 1.600 mld te weinig box 3 heffing betaald. Tot slot hebben we ook nog het vermogen dat via aanmerkelijk belang-aandelen in BV's zit, … ik heb geen idee hoeveel dat is. Of en hoeveel daar uiteindelijk over wordt betaald, is maar de vraag, tegen 19,6% IB of 24,5% AB heffing na pakweg 30 jaar is van een andere orde dan jaarlijks box 3.

    Er zijn goede redenen waarom al dit vermogen niet jaarlijks in box 3 wordt belast. Niettemin, voor mensen zonder eigen woning en een gering pensioen, die spaargeld hebben belegd en een vakantiehuis hebben voor een betere oude dag, met meer dan de waarde van een of twee keer de vrijstelling van € 57.000, is er niets "eerlijks" aan box 3. Verbreding van de heffingsgrondslag is dringend noodzakelijk … dan kan de discussie of iets beleggen is of besteden, voortaan achterwege blijven, dat lijkt mij …"eerlijker".

    Lees verder
  • ZZP'ers … fiscale risico's managen Door Wijnkamp Keulers op 23-08-2024

    De Belastingdienst heeft aangekondigd "schijnzelfstandigheid" met ingang van 1 januari 2025 als dienstbetrekking te gaan beschouwen en daarop actief te gaan controleren. De samenwerking met UWV en de pensioenuitvoerders blijft, die komen dus in het kielzog langs.

    Veel ZZP'ers hebben last van de aarzelingen bij opdrachtgevers om hen in te huren, die opdrachtgevers zijn daar overigens zelf ook niet blij mee. Enerzijds staan tarieven onder druk en worden ZZP'ers geprest tot "vaste dienst", anderzijds kunnen opdrachtgevers schaars en noodzakelijk personeel niet meer inhuren, als zij hun risico’s op (na)heffing van loonheffing (LH) en fiscale premies willen inprijzen. Daarbij komen de risico’s op onverwachte CAO-regelingen en pensioenregelingen, die voor rekening van de alsdan werkgever komen.

    Schijnzelfstandige is geen ZZP'er, Deliveroo arrest
    Naast professionals, die goed voor zichzelf kunnen zorgen, zijn er ook kwetsbaren aan de onderkant van de arbeidsmarkt die op slechte voorwaarden moeten werken. De meeste pakket- en boodschappenbezorgers, werkers in de schoonmaakbranche, in de verpleeghuizen en ook in ziekenhuizen zouden liever als werknemer in vaste dienst werken. Zij zijn eigenlijk helemaal geen zelfstandigen en zijn afhankelijk van vaak één opdrachtgever. De Hoge Raad heeft onlangs nog in het Deliveroo-arrest geoordeeld dat daar sprake was van een arbeidsovereenkomst, dus van een dienstbetrekking in de zin van LH en premieplicht. Deze werkers werkten eerst op arbeidsovereenkomst, later als zelfstandige, zij kregen een bestelling van de opdrachtgever aangeboden, die zij op papier konden weigeren. Zij kregen per bestelling (weinig) betaald, mochten zich op papier wel laten vervangen. Volgens de HR was er door lage beloning, afhankelijkheid en inbedding in de organisatie van Deliveroo in de praktijk geen verschil met gewone werknemers.

    Verschillen soorten ZZP'ers
    De Deliveroo-achtige schijn ZZP'ers moeten worden onderscheiden van ZZP'ers, die een beroep uitoefenen of diensten leveren waarbij ze niet afhankelijk zijn van één opdrachtgever die hen afknijpt. Als sprake is van het kunnen bedingen van redelijke tarieven en voorwaarden, omdat de opdrachtgever niet zonder hun skills of product kunnen, dan is er evenwicht in plaats van afhankelijkheid. Het is dit onderscheid dat door de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest als leidraad is genomen bij het formuleren van criteria waaraan echte ZZP'er moet voldoen. Dan is er geen schijnzelfstandigheid en kan de ZZP'er factureren (met BTW als de dienst belast is) en is er geen aanleiding om voor een arbeidsovereenkomst en naheffingen te vrezen, dus ook geen boetes.

    Wie en wat is werknemer en dus geen ZZP'er
    De Hoge Raad geeft 9 punten in Deliveroo, die "onder meer" van belang zijn. Het kunnen er meer zijn, louter afvinken heeft geen zin. De hoofdlijnen zijn naar mijn oordeel van meer belang.

    In plaats van te kijken naar gezagsverhouding introduceert de Hoge Raad een "gezichtspunten catalogus" met 3 groepen:
    1. Wie heeft bepaalmacht
    2. Is er sprake van inbedding
    3. Hoe is de hoedanigheid van werk, werker en beloning

    Bepaalmacht:
    Er moet evenwicht zijn. De ZZP'er moet behoorlijke voorwaarden kunnen bedingen vanwege de skills die zijn werkzaamheden vereisen. Het is verstandig een dossier aan te leggen dat de onderhandelingen en overeenkomst vastlegt.

    Inbedding:
    De inbedding wordt bepaald aan de hand van het werk in plaats van dat wordt gekeken naar de werker. Het komt erop neer dat de ZZP'er voldoende als zelfstandige te onderscheiden is van de organisatie en haar personeel. Dus niet "auto van de zaak", bedrijfskleding, verplichte kantoordagen, deelname aan sessies op de hei… e.d.

    Hoedanigheid:
    Bij de hoedanigheid van werk, werker en beloning worden uiteraard de schriftelijke overeenkomsten betrokken, maar ook wat partijen hebben beoogd. Dossier maar ook feitelijke uitvoering moeten duiden op zelfstandigheid. Te denken valt aan meerdere opdrachtgevers, samenwerkingsverbanden (maatschap) waarin de ZZP'er werkt, back-office, BTW-plicht (geen KOR vrijstelling), niet bijbeunen naast een dienstbetrekking maar hoofdberoep.

    Wie wel en wie niet:
    Schoonmaakbranche, bezorgers, werkers in verpleeghuizen en in ziekenhuizen die vergelijkbaar zijn met werknemers zullen moeten vrezen voor hun ZZP'schap, hun werkgever met hen. Draaideur ambtenaren en ex-werknemers die lange perioden voor één opdrachtgever werken idem. Voor andere beroepsbeoefenaren met skills die hen een onderhandelingspositie geven en die vanuit die positie voor eigen rekening en risico werken ziet het er beter uit, vooral als zij in verbanden samenwerken. Nieuwe kansen voor maatschappen en samenwerkings-BV's dus.

    Lees verder
  • Net sluit zich om box 3-ontwijkers, per 2025 einde aan mogelijkheden van een open fonds voor gemene rekening (FGR) Door Wijnkamp Keulers op 23-04-2024

    De keuze om in plaats van de vaste box 3 belastingheffing het min of meer werkelijk rendement te laten belasten via een open fonds voor gemene rekening (FGR) is met ingang van 1 januari 2025 verleden tijd. Vooral familiefondsen worden getroffen en niet alleen de toekomstige box 3-heffing is een punt, er zal ook nog eerst per 31 december 2024 moeten worden afgerekend over stille reserves. Omdat de FGR vanaf 1 januari 2025 niet meer zelf belastingplichtig is, maar via fiscale transparantie de achterliggende deelnemers rechtstreeks zullen worden belast, wordt de stakingswinst bij de FGR belast en wordt er ook nog eens box 2 AB winst bij de deelnemers in aanmerking genomen. De belastingdruk kan oplopen tot ca 49% per 1 januari 2025. Voor lagere bedragen, ca € 200.000 stakingswinst en tot € 67.000 (€ 134.000 voor fiscale partners) is de druk wat lager, maar nog steeds meer dan 40%. Er zal vanaf 2025 voldoende cash moeten zijn om de belasting te kunnen betalen, begroten en plannen is aan te bevelen, zo denken wij. Er is wel voorzien in betalingsregelingen, maar dan moet er zekerheid worden verschaft, dus of dat veel zin heeft valt te bezien.

    Ook de mogelijkheid om vermogen in een Vrijgestelde Beleggingsinstelling (VBI) onder te brengen wordt minder, dat kan alleen nog bij beleggingsinstellingen, die een vergunning hebben en onder AFM-toezicht staan. Bij vermogen in NV's en BV's blijft wel het VpB-regiem gelden, de gecombineerde belastingdruk van AB box 2 en VpB in combinatie met het ontbreken van ondernemingsfaciliteiten bij beleggingen (geen BOR, geen HIR etc.) maakt dit niet zonder meer een bruikbaar alternatief, want een BV of NV in de benen houden is toch een stap verder dan een FGR. Ook de open CV met als doel box 3 vermijden is einde verhaal, ook daar moet worden afgerekend, tenzij het aandeel in de CV al onderdeel was van box 3-vermogen. Bij een CV, die een onderneming, maatschap en Vof exploiteert, verandert er in beginsel niks, die waren al fiscaal transparant en winst werd al bij de vennoten in aanmerking genomen.

    De fiscale transparantie heeft werking naar de overdrachtsbelasting, tenzij er sprake is van handelen waarbij een economisch belang overgaat op een derde. Omdat "verkrijging" het belastbaar feit oplevert, heeft het louter wijzigen van het fiscaal regiem geen gevolg, kijk niettemin uit met wijzigingen in verhoudingen tussen de deelgenoten, 10,4% heffing is niet fijn.

    De komende herzieningen van de belastingwetgeving hebben niet alleen het meer belasten van vermogen op basis van werkelijk behaald rendement tot doel, ook het verschil tussen VpB box 2 en box 3 wordt verminderd. Daarnaast worden ondernemers en werknemers steeds meer gelijk behandeld … met een opwaartse trend in de belastingdruk … voor ondernemers en vermogenden. Oudere - en ex-ondernemers, vooral diegenen zonder pensioenregeling, die dachten van hun belegd vermogen rustig te kunnen gaan leven, moeten zich heroriënteren. En niet alleen zij, voor alle vermogenden, die box 3 hebben willen vermijden via FGR, open CV en VBI, is er een nieuwe realiteit vanaf 2025.

    Lees verder
Follow us
email
twitter
facebook