Beleggingen binnen een BV met onderneming, vallen niet onder bedrijfsopvolgingsfaciliteit, … of toch wel?
21-04-2017De rechtbank Den Haag heeft voor de verkrijging door erfgenamen van aandelen in een Beheer BV, die een stoomschip heeft opgebouwd en exploiteert, beslist dat het stoomschip geen ondernemingsactiviteit betrof. Dit ondanks het feit dat beheer BV 100% aandeelhouder was van een dochter BV, die zich bezighield met onderhoud en verhuur van stoomketels, wat wel als ondernemingsactiviteit werd aangemerkt. Het lijkt er echter op dat de rechtbank ook ruimte geeft voor een iets slimmere manier van exploiteren, althans dat met betere onderbouwing van standpunten, er wel sprake zou kunnen zijn van ondernemingsactiviteit en dus toepassing van de BOR. Plannen en goed procederen is dus noodzaak en geen overbodige luxe.
DGA overleden
De betreffende DGA had kennelijk 100% van de aandelen in een Holding BV, die naast het houden van aandelen in een dochtervennootschap, die handel en onderhoud in stoomketels verrichtte, een stoomschip gedurende 10 jaar had opgeknapt en er flink in had geïnvesteerd (ca 8 mio in een periode van 10 jaar). Het schip was uiteindelijk nog niet helemaal af, maar werd al wel tegen enige betaling als museumschip en uithangbord voor het bedrijf van de dochter BV ingezet. Het stoomschip en de daarvoor bestemde liquide middelen bedroegen op de overlijdensdatum 85% van het vermogen van de beheermaatschappij. De aandelen werden geërfd door de echtgenoot, die deed een beroep op de BOR, de waarde van de aandelen was ca € 2,1 mio.
Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur de aanwezige liquide middelen ter afbouw van het schip en het schip zelve als belegging aangemerkt en deze niet onder de BOR laten vallen. De vraag speelt of een in eigen beheer opgebouwd stoomschip ondernemingsvermogen vormt en derhalve recht bestaat op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij de verkrijging van de aandelen.
Rechtbank Den Haag
Rechtbank Den Haag overweegt dat beoordeeld moet worden of op de overlijdensdatum de exploitatie van het schip deel uitmaakte van de materiële onderneming van de dochtervennootschap of op zichzelf als het drijven van een materiële onderneming kan worden aangemerkt binnen Beheer BV. In Beheer BV is geen sprake van een ondernemingsexploitatie volgens de rechtbank. De bouw van het schip met de hiervoor bedoelde loods en het verkrijgen van vergunningen heeft ongeveer tien jaar geduurd en kostte circa € 8 mio. Het schip is vooral gebruikt als museumschip voor recreatieve vaart. Dit gebruik kan bedrijfsmatig zijn, maar gezien de hiermee behaalde opbrengsten is geen sprake van een kostendekkende exploitatie, ook in de toekomst zal er dik geld bij moeten naar verwachting. De rechtbank vond dat onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat met de exploitatie winst werd beoogd of redelijkerwijs kon worden verwacht. De rechtbank oordeelt daarom dat het stoomschip niet op zichzelf als een bedrijfsmatige activiteit kan worden aangemerkt binnen Beheer BV.
Ook toerekening aan de onderneming van de dochter was niet aan de orde. De dochter houdt zich bezig met weliswaar de handel in - en verhuur van- stoomketels, maar hoe het stoomschip hierin past, is niet duidelijk gemaakt door de belanghebbende echtgenoot. Dat de ketel van het schip wordt gebruikt voor het testen en ontwikkelen van nieuwe brandstoffen, het schip wordt ingezet bij het reinigen van schepen en bij het repareren van defecte stoomketels en als zodanig een verlengstuk van de onderneming vormt, is door belanghebbende niet voldoende gesteld en aannemelijk gemaakt. Ook is onvoldoende onderbouwd dat als dit al tot bruikbare resultaten in de toekomst kan leiden, deze activiteiten voldoende opbrengsten genereren en onderdeel uitmaken van de bestaande onderneming. Omdat het schip niet tot het ondernemingsvermogen van beheer behoort, valt de waarde daarvan en de voor de afbouw beschikbare liquide middelen niet onder de BOR.
Welke voorzet geeft de rechtbank
Belanghebbende had aannemelijk moeten maken dat het stoomschip op zichzelf als een bedrijfsmatige activiteit kan worden aangemerkt, dan wel wordt gebruikt als verlengstuk van de onderneming van de dochter. Het gaat er dus om, om de functie van het stoomschip voor de handel van de dochtermaatschappij duidelijker te maken en/of de exploitatie van het schip zelve bedrijfsmatiger op te zetten.
Gedacht kan worden aan het gebruik als schip primair bestemd voor opleiding en cursussen, als examenschip, als schip gebruikt voor het reinigen van schepen, het repareren van defecte stoomketels, als sleepboot, als onderzoeksschip, partyschip etc. Al die activiteiten bij elkaar, en in combinatie met de dochter BV (samenwerkingsovereenkomst, de dochter betaalt mee ...) moeten enige uitzicht op winst geven.
Geldt voor alle beheermaatschappijen
Er lijkt met betere planning, betere regelingen tussen dochter BV en Beheer BV en ietsje slimmer procederen een beter resultaat haalbaar te zijn geweest. In hoger beroep de zaak wat beter presenteren moet dus sowieso in dit soort gevallen, maar daarnaast helpt de zaken vooraf beter inkleuren natuurlijk veel meer. Als je alles tijdens de beroepsprocedure nog moet verzinnen, ben je als cliënt en adviseur gewoon te laat. De les is er voor alle DGA’s met beheermaatschappijen met panden en andere vermogensbestanddelen (belegde pensioenreserves), die ook in box 3 door particulieren worden belegd. Zorg voor voldoende activiteit en maak dat aannemelijk. Kortom pleeg onderhoud aan je BV. Eigenwijs gepruts in de marge en bezuinigen op je adviseurs kost geld en dat is in veel gevallen te vermijden.
Rechtbank Den Haag van 9 maart 2017 (nr. 16/1684, ECLI:NL:RBDHA:2017:3400)
Laatste nieuws
- Niet verhuurde woning voor eigen gebruik ... is dat een box 3 belegging? Door Wijnkamp Keulers op 09-10-2024 Lees verder
- Net sluit zich om box 3-ontwijkers, per 2025 einde aan mogelijkheden van een open fonds voor gemene rekening (FGR) Door Wijnkamp Keulers op 23-04-2024 Lees verder