Header achtergrond
Header achtergrond

Steeds meer duidelijkheid over belastingheffing na 2018, nieuw kabinet licht tipje van de sluier op

16-10-2017

Het zekerstellen van inkomsten voor de groeiende collectieve sector heeft nog steeds prioriteit. Kosten voor klimaatbeheersing en zorgkosten blijken verder door te stijgen. De kiezer is niet bereid bezuinigingen, die hemzelf aangaan, te accepteren of milieuvervuiling voor lief te nemen. Er is brede consensus over nut en noodzaak van meer overheidsingrijpen en centrale sturing. Vooral in de zorg, innovatie en op het gebied van klimaat wordt van de overheid een actieve rol gevraagd.

Daarvoor heeft de overheid meer en meer geld en dus belastinginkomsten nodig. Want ook op andere terreinen, zoals onderwijs en defensie, wordt door lobbyisten, die handig de media bespelen, om "investeringen" gevraagd. De belastinginkomsten zullen dus gewaarborgd moeten zijn en verder moeten stijgen, het is niet anders. Tegenover de behoefte aan meer belastinginkomsten staat namelijk ook dat traditionele inkomstenbronnen voor de overheid, zoals verkoop van aardgas, accijnzen op brandstof, BPM en BTW op nieuwe auto’s opdrogen. Windenergie kost veel geld, want er zijn voorlopig nog aanzienlijke subsidies nodig, dus in plaats van dat accijnzen uit fossiele brandstoffen voor inkomsten zorgen, moet er subsidie worden betaald, dubbel nadeel dus. Ook de vergrijzing levert meer betalingsverplichtingen op door AOW en zorgkosten. Kortom de financierbaarheid van de overheidsuitgaven op langere termijn maakt dat er van echte lastenverlaging voor de burger geen sprake kan zijn.

Het nieuwe kabinet maakt tegen deze achtergrond keuzes, die voortvloeien uit plannen van een commissie voor een grote belastingherziening. Deze commissie Van Dijkhuizen zag in 2012 al de problemen aankomen en heeft lange termijnmaatregelen voorgesteld. Een grote belastingherziening was nodig, deze had door VVD en PvdA moeten worden doorgevoerd. Dit bleek door het grote verschil in inzicht niet haalbaar, men heeft dat doorgeschoven naar het nieuwe kabinet. Nu is duidelijk dat CDA, CU, D66 en VVD een nieuwe poging gaan wagen, kennelijk op basis van de bekende blauwdruk uit 2012. We leggen de maatregelen naast de meetlat van de bekende plannen en wat blijkt, het past in een breder en verdergaand perspectief.

De in het regeringsakkoord aangekondigde maatregelen zijn eerste stappen en zullen dan ook vermoedelijk worden gevolgd door veel meer en ingrijpender maatregelen binnen deze kabinetsperiode. In het kort komt het erop neer dat Nederland moet innoveren in verband met klimaatregels en tech-revolutie, men denkt daarin economisch een leidende rol te kunnen spelen en daarin past dat Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats moet zijn voor innovatieve (fin) tech-bedrijven. Dat zijn in de visie van VNO-NCW, zich commercieel opstellende (subsidie genietende) universiteiten en in de visie van Haagse politici vooral multinationals en grote bedrijven. Die zijn met hun lobby's nadrukkelijk gesprekspartner en in het kader van concurrentie tussen de lidstaten van de EU moeten zij worden verleid met lage Vennootschapsbelasting (VpB) tarieven om zich in Nederland "te vestigen". Daar staat wel een beperking van hun aftrekposten van de winst tegenover, vooral renteaftrek wordt beperkt.

Aan de kleinere ondernemingen wordt geen of een geringe rol toebedacht. Zij blijken niet goed te hebben gelobbyd, hun belastingdruk wordt aanzienlijk verhoogd. Dit is in lijn met de plannen uit 2012, de commissie vond dat fiscale aftrekposten van ondernemers geen (meetbaar) effect hadden op werkgelegenheid en innovatie, dus moeten ondernemers in het (M)KB gelijk worden behandeld in vergelijking tot ambtenaren en werknemers.

Tekenend is de plotselinge omslag in het beleid voor vrije beroepsbeoefenaren en vooral ZZP'ers. Vooral ZZP'ers zijn van innovatieve flexibele ondernemers verworden tot te bestrijden uitwas. Dat hangt samen met de groei van het aantal ZZP'ers, ruim een miljoen, die, naar het oordeel van de ambtenaren op het Ministerie van Financiën, te weinig belasting betalen. Het beleid om ZZP'ers te belemmeren heeft een nadrukkelijk fiscaal budgettaire oorzaak. De Zelfstandigen met personeel worden daarin meegezogen.

Dit alles maakt dat het niet verbaast dat in de inkomstenbelasting (IB) gekozen wordt voor "grondslagverbreding" met lagere tarieven. Dat betekent schrappen van aftrekposten en meer en eerder inkomsten belasten, waardoor over meer inkomen tegen lagere tarieven dezelfde opbrengst of meer staat. Ook wordt gekozen om via belastingheffing gedrag te beïnvloeden van grote groepen burgers, dus centrale sturing met alle uitvoerings- en vooral controlelasten voor de overheid van dien, meer kosten voordat er inkomsten zijn voor de overheid, de burger moet de rekening betalen. Milieuheffingen zullen toenemen en de BTW gaat structureel omhoog.

Omdat ondernemers, werknemers en ambtenaren worden gelijkgesteld, hebben ondernemers geen fiscaal voordeel meer in de vorm van ondernemersaftrek. Die aftrek was een beloning voor het risico dat ondernemers (in toenemende mate) lopen, doordat zij met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn. Zo moesten spaarders verleid worden tot ondernemen. Dat is voorbij, nu worden niet de ondernemers verleid, maar de spaarders belast, sparen wordt dus als het ware ontmoedigd. In die zin past het, dat vermogen, dat niet in een actieve onderneming wordt aangewend, als het ware als "overbodig" wordt aangemerkt en veel zwaarder zal worden belast. Dit alles treft vermogende ouderen, mensen met eigen woningen en weinig schuld, alsmede ondernemers in de eindfase van hun ondernemingsleven. Het is dus of overdragen aan een opvolger of anders (zwaar) belasten.

Het is wachten op verhoging van de erfbelasting en afschaffen of beperken van het lage bejaardentarief in de IB. Ouderen zullen premies volksverzekeringen gaan betalen, de vrijstelling daarvan is de oorzaak van het lage bejaardentarief. We geven wat voorbeelden.

Het beeld is dus dat grootbedrijf, lagere inkomensgenieters, jongeren, ambtenaren en werknemers enig voordeel hebben. Ouderen, ondernemers in het kleinbedrijf, middenstanders en mensen, die met eigen vermogen willen voorzien in hun oude dag, hebben nadeel. De ouderen met een behoorlijk inkomen of vermogen blijken bij nader berekenen niet al te best af te zijn. Door het verder uitstellen van de ingangsdatum AOW en het daarmee uitstellen van het lagere bejaarden IB-tarief (geen premies) is er niet alleen voor een AOW'er ca € 45.000 minder AOW beschikbaar, maar heeft deze AOW'er van zijn 65e tot zijn 70e straks ook nog eens ca € 25.000 meer IB betaald dan dat voorheen betaald werd. Dat scheelt dus nogal wat in vergelijking tot de met 65 jaar ingaande AOW en lagere tarieven.

Maatregelen, die ook passen in het "Van Dijkhuizen" kader, zij het hier en daar aarzelend ingevoerd nu ("... het wordt in 30 jaar afgebouwd dus men merkt er niets van …”, aldus premier Rutte), zijn afschaffing hypotheekrenteaftrek en "normaal" belasten van de eigen woning. Dat betekent eigen woning in box 3 met wat lagere tarieven wellicht voor de meesten en uiteraard aftrek van de schulden van de waarde van het te belasten bezit, maar niettemin heel wat anders dan aftrek tegen 52% van de hypotheekrente. Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat alle betaalde rente, dus ook die op consumptief krediet, aftrekbaar was tegen 72%, maar dat terzijde.

Naar verwachting zal na 2018 versneld het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek in box 1 worden doorgevoerd. Diegene, die nu een huis hebben met een WOZ waarde van € 500.000 en een hypothecaire lening van € 400.000, hadden in 2012 bij een rente van pakweg 4% een eigen woningforfait van € 3.500 en € 16.000 aftrek tegen 42% of 52%, dus belastingvoordeel € 5.250 of zelfs € 6.500. Bij het nieuwe systeem zal dat zijn 0,6% over € 500.000 en aftrek in de toekomst tegen pakweg 37%, dat zou dus bij 4% zomaar 5% minus € 500 of 15% minus € 500 kunnen schelen. Als de rente stijgt naar pakweg 4% dan is er dus nog maar € 4.810 voordeel, dat scheelt dus nogal. Gaat de woning naar box 3, dan is er geen aftrek van rente, dus voordeel € 0 en is er bovendien € 100.000 belast, dus € 50.000 per echtgenoot. Dat kan als er meer vermogen is met 1,41% of zelfs met 1,61% worden belast. In ons voorbeeld gaat men van aftrek naar € 1.410 tot € 1.610 betalen.

Natuurlijk is de rente erg laag op dit moment, de burger gaat het niet zo merken (daarin heeft premier Rutte gelijk), maar aan de andere kant geeft dat ook aan, dat het nu of nooit is om de beperking van de aftrek versneld door te voeren. Want algemeen wordt verwacht dat, wanneer de ECB het ruime kredietbeleid zal gaan afbouwen, de rente zal gaan stijgen. Wanneer en hoeveel, dat weet niemand, maar die 30 jaar van premier Rutte is boterzacht. Men gaat natuurlijk niet het risico lopen dat de aftrek moet worden beperkt als de bancaire rente 4% of hoger is, reken dus maar dat men deze termijn zeer sterk zal willen bekorten.

De toezegging dat de beperking van de renteaftrek wordt gecompenseerd door minder bijtelling (forfait wordt verlaagd van 0,75% naar 0,6 %) is voor de meeste woningen niet houdbaar op langere termijn. Immers, het argument voor afschaffing van de renteaftrek is dat het de overheid teveel geld kost. Het forfait leverde geld op, renteaftrek kostte geld. Als je dus volledig compenseert, zou er een negatief forfait moeten komen en dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Deze toezegging is dus bij voorbaat niet houdbaar en zo zijn er wel meer van dit soort korte termijnbespiegelingen door de coalitiepartijen. Dat heeft vooral betrekking op het vertrekpunt dat je neemt om "voordeel" te constateren.

De coalitiepartijen laten buiten beschouwing, dat het vorige kabinet 18 miljard euro aan lastenverzwaringen heeft doorgevoerd, met als argument dat het tijdelijk zou zijn om de crisis te bezweren. 18 miljard meer per jaar extra lasten als gegeven beschouwen, levert al snel "voordeel" op als daar dan wat vanaf gaat. Zo wordt er vanuit die 18 miljard "plus positie" tientallen miljoenen "voordeel" geconstateerd. Als iemand € 100 euro leent, deze niet terugbetaalt, je dan € 5 euro geeft en dat als een "voordeel" presenteert, omdat hij ook "niets" had kunnen teruggeven, dan zullen weinigen daarin trappen, dat is echter wel wat er in essentie nu gebeurt.

Want de effecten van de tariefsverlagingen in de IB zijn beperkt, voor de meesten ca 4% tot ca € 68.000, dus maximaal ca € 2.700. Dat wordt met veel tamtam als groot voordeel gepresenteerd. Maar we zetten nog maar even wat maatregelen uit het recente verleden voor u op een rij. Geen aftrek van werkkosten meer, OZB stijgt, zorgpremie eigen risico omhoog, milieuheffingen, "groene belastingen", accijnsverhogingen en voor ondernemers: geen pensioen in eigen beheer opbouw, ondernemersaftrek afgeschaft, BTW-verhogingen, dus minder marge voor de middenstanders, DBA gezeur voor ZZP'ers en in de toekomst voor DGA's 85% van de omzet van de BV verplicht verlonen etc etc.

Gegeven de staat van de natie is het allemaal wel te begrijpen wat deze coalitie doet, we willen van alles en de rekening moet nu eenmaal betaald worden. De keuzes, die worden gemaakt, zijn vooral gebaseerd op pappen en nathouden van de eigen achterban en dat is te begrijpen.

Niettemin, de IB-ondernemers, DGA's, vermogenden en ouderen zijn kennelijk niet in staat gebleken op dezelfde wijze als politiemensen, onderwijzers en verpleegkundigen de media te bespelen. Want zij lijken toch het kind van de rekening te zijn. Voor ondernemers is dat extra zuur, ook is het schadelijk voor "echte" werkgelegenheid. Het verbaast ons niet dat er geen vaste arbeidscontracten meer worden gesloten, het vorige kabinet heeft met de Wet werk en zekerheid en het geduvel met de ZZP'ers, de ondernemers tegen zich in het harnas gejaagd, die problemen worden wel geadresseerd, maar niet opgelost. Hopelijk vinden de coalitiepartijen een weg om vertrouwen te herstellen. Dat zal met deze plannen niet gaan lukken, zo vrezen wij, er moet voor de (M)KB ondernemers een fors tandje bijgeschakeld worden.

Hoe dan ook, voorlopig lijkt er voor belastingadviseurs eerder meer dan minder werk aan te komen, want over één ding twijfelen wij sowieso niet, "makkelijker" gaat het niet worden.

Laatste nieuws

  • 2025 komt eraan … Door Wijnkamp Keulers op 25-10-2024

    Hoewel 2025 nog ver weg lijkt, is het nu de tijd om te kijken of er voor het eind van het jaar nog actie ondernomen moet worden om de onderneming (eenmanszaak of BV) nog fiscaal up to date houden. Op welke zaken moet u zich voorbereiden?

    Schenking via BV aan ANBI
    Op dit moment kan een DGA de BV een gift laten doen aan een ANBI-stichting, zonder dat dit fiscale gevolgen heeft voor de DGA. Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst ervan uit dat de BV vanuit aandeelhoudersmotieven van de DGA tot schenking overgaat en zal de DGA in een dergelijke situatie een winstuitdeling hebben ontvangen, waarover in box 2 ab-heffing moet worden betaald, daarnaast wordt de aftrek van giften in de vennootschapsbelasting afgeschaft. Bent u nog voornemens te schenken via uw BV aan een goed doel, dan is het verstandig dit nog dit jaar te doen.

    Dividend nu of in 2025?
    Per 1 januari 2025 wordt het ab-tarief over dividenduitkeringen boven € 67.804 (2025) verlaagd naar 31%. Het tarief tot € 67.804 blijft 24,5%. Bent u voornemens meer dan € 67.000 dividend uit te keren - of het dubbele wanneer u een fiscale partner hebt - dan kan het voordeliger uitpakken om de uitkering uit te stellen tot 2025. Let u er wel op dat het inkomen in box 2 medebepalend is voor de hoogte van de algemene heffingskorting. Het uitkeren van dividend kan dus een lagere heffingskorting tot gevolg hebben.

    Excessief lenen
    Heeft u als DGA een schuld aan uw BV van meer dan € 500.000, een eigen woning-schuld telt hierbij niet mee, dan kan het juist voordelig zijn nu dividend uit te keren. Echter, er is, net als over box 3, over de fictie discussie ontstaan. Niet uit te sluiten is dat de wetgever met het invoeren van excessief lenen een fictie ingevoerd heeft, die niet door de beugel kan. Op deze manier wordt namelijk beoogd belasting te heffen over rekening-courantschulden, die mogelijk al lang geleden zijn ontstaan. Een link met het draagkrachtbeginsel ontbreekt volledig.

    Of de fictie van excessief lenen op grond van het vorenstaande ook aangemerkt kan worden als in strijd met het eigendomsrecht, is nog niet zeker. Mocht u een aanslag ter zake ontvangen, is het raadzaam tegen de aanslag bezwaar te maken.

    Voorkom belastingrente, verzoek om een voorlopige aanslag
    Voor de aanslag vennootschapsbelasting 2024 gaat de Belastingdienst vanaf 1 juli 2025 10% belastingrente rekenen. Mogelijk wordt dit voor VpB 2025 9%. Verwacht u dat de voorlopige aanslag over 2024 te laag is geweest, vraag dan zo spoedig mogelijk een herziene voorlopige aanslag aan. Overigens, wanneer de aangifte voor 1 juni 2025 wordt ingediend en de aanslag wordt vastgesteld conform de ingediende aangifte, is geen belastingrente verschuldigd.

    Voor de IB en overige belastingen geldt voor 2024 7,5% belastingrente, voor 2025 wordt dit mogelijk 6,5%. Dus ook voor IB-belastingplichtigen is het van belang te kijken of het ter beperking van belastingrente verstandig is een voorlopige aanslag te vragen.

    Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
    Per 1 januari 2025 worden verdere aanpassingen in de BOR doorgevoerd:
    - De vrijstelling in de BOR wordt verhoogd naar 100% van de waarde van het ondernemingsvermogen tot € 1.500.000 (€ 1.325.253 in 2024). Voor het bedrag daarboven wordt de vrijstelling verlaagd naar 75% van het ondernemingsvermogen. Het omslagpunt om te kiezen voor 2024 of 2025 voor de opvolging ligt op circa € 1.870.000 bedrijfswaarde. Bij een lagere waarde kan het meer voordelig zijn om na 2024 te schenken.
    - De doelmatigheidsmarge van 5% wordt afgeschaft. Bij ondernemingen met beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen wordt het beleggingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen. Voor de BOR geldt dit vanaf 1 januari 2025, voor de doorschuifregeling (DSR) gaat dit later in, maar het is nog niet bekend wanneer.
    - De termijn van voortzetting van de onderneming wordt per 2025 gesteld op drie jaar. Let op, dit geldt alleen voor overdrachten vanaf 1 januari 2025
    - In de DSR gaat de dienstbetrekkingsregeling vervallen, de voortzetter hoeft dus niet meer minimaal drie jaar (onafgebroken) in dienstbetrekking te zijn geweest. Er wordt alleen vereist dat de verkrijger minimaal 21 jaar is.

    Voor 2026 staan ook nog wijzigingen in de BOR/DSR gepland. Eén daarvan is dat de BOR en DSR alleen nog van toepassing zouden zijn op aandelenbelangen, die minimaal 5% van de normale aandelen omvatten.

    Tot slot
    Het blijft van belang de bezwaar- en beroepstermijnen goed te bewaken. De problematiek inzake box 3 heeft laten zien dat de overheid van mening is dat bij geen bezwaar de beurt voorbij is. Bij enige twijfel omtrent de aanslag, of het nu gaat om box 3 of excessief lenen of anderszins, maak bezwaar.

    Lees verder
  • Actualiteiten belastingen Door Wijnkamp Keulers op 21-10-2024

    Twee uitspraken van de Hoge Raad inzake landbouwvrijstelling, een rapport dat nu toch eindelijk het einde van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting in zicht brengt en wijzigingen in de BOR en DSR-regelingen trokken de aandacht dit najaar.

    Bedrijfsopvolging

    De regeling bestaat in feite uit twee delen. Doorschuifregeling (DSR) voor de IB betekent dat zonder afrekenen met de fiscus een inkomstenbelastingclaim door de overnemer kan worden overgenomen, de BOR geeft de mogelijkheid om tegen een relatief lage waarde, met vrijstellingen voor de erf- en schenkbelasting, een bedrijf te doen overgaan. De BOR en DSR worden wat meer op elkaar afgestemd. Belangrijk is dat de BOR alleen nog geldt voor ondernemingsvermogen, verbetering is wel dat het gebruik in de onderneming in meer gevallen leidt tot mogelijke BOR-toepassing. Zo kan verpachte grond in opvolgingssituaties onder omstandigheden ook overgaan onder de BOR. Dit en de vanaf 2026 aangekondigde uitbreiding van de kring van opvolgers biedt meer mogelijkheden om kinderen, die geen ondernemer-opvolger zijn, met vermogen mee te laten doen met een opvolging. De vrijstelling van 100% gaat omhoog naar 1.5 mio, wel is hetgeen daarboven wordt geschonken of geërfd nog maar voor 75% in plaats van 83% vrijgesteld. De regeling blijft dus gehandhaafd, voor kleinere bedrijven is er door de verhoging naar 1.5 mio een voordeel t.o.v. 2023.

    Einde landbouwvrijstelling

    Het lijkt er nu toch echt van te komen, de landbouwvrijstelling (sinds 1918) is niet doelmatig en ook niet doeltreffend en kan worden afgeschaft, aldus een rapport van SEO in opdracht van de ministeries van Financiën en Landbouw. Voor ondernemers, die doorgaan met hun onderneming, zal herinvestering van winst de oplossing moeten vormen, dan is het wel wenselijk dat de HIR wordt versoepeld. Het zou dan ook aardig zijn als pachtontbindingsvergoedingen via een HIR in eigendomsgrond zijn om te zetten, ook het verbod op uitbreidingsinvesteringen en de boekwaarde-eis zouden wat mij betreft moeten vervallen. De eis dat de herinvestering in economisch opzicht dezelfde functie moet hebben, zou ook moeten vervallen, deze eis belemmert vaak de mogelijkheden tot het vormen van een HIR. Of men afschaffing van de landbouwvrijstelling gaat doorzetten, zullen we moeten afwachten, veel grond is natuurlijk al geherwaardeerd, waardevermindering ten opzichte van die waarde levert dan boekverlies op. Dat lijkt een louter theoretische mogelijkheid, maar er zijn inmiddels voorbeelden, waarbij grond die eerder op zo'n € 10/m² WEVAB te waarderen was en die door omgevingsrecht minder waard wordt.

    Hoge Raad beslist: Fagoed achtige erfpacht, landbouwvrijstelling, ook bij overdracht aan een derde

    Sinds de Fagoed-arresten, die in de jaren negentig tot gevolg hadden, dat rente en indexering van de schuld in aftrek van de winst kwamen, was er enig verschil van inzicht over de landbouwvrijstelling. De sector vindt dat de landbouwvrijstelling geheel van toepassing bleef, omdat de landbouwgrond op de balans bleef staan voor de gehele waarde en het bloot eigendom werd gezien als een geldlening, rente aftrek en indexatie van de geldlening leverde aftrek van de winst op, erfpacht en bloot eigendom bleven bij de landbouwer buiten beschouwing, althans bleef in de boekwaarde van de grond opgenomen. De Hoge Raad heeft op 27 september 2024 de visie van de sector bevestigd, de landbouwvrijstelling blijft van toepassing, uiteraard moet wel aan de overige voorwaarden worden voldaan.

    Dat geldt niet voor een overeengekomen meerwaarde-deel dat gezamenlijk toekomt aan bloot eigenaar en erfpachter. Op dat deel is de landbouwvrijstelling niet van toepassing.

    Bij een reguliere overdracht van erfpachtrechten en -verplichtingen echter gaan alle rechten en plichten over op de verkrijger, de verkrijger mag dan volgens dit arrest en rente aftrekken, en indexeren en houdt de landbouwvrijstelling. Dit omdat, volgens dit arrest van 27 september 2024, de vervreemder genoeg economisch belang bij de grond had behouden gedurende de erfpachtduur en dat kon overdragen.

    Fiscale deskundigen Kluwer reageerde nogal zuinig op dit laatste arrest, zij vonden dat het Hof ten onrechte was gecorrigeerd, we zullen zien of de Belastingdienst het HR-arrest onverkort zal willen volgen of nieuwe jurisprudentie gaat nastreven.

    Mogelijk dat de visie bij de DRS dat ook gronden, die indirect bedrijfsmatig worden gebruikt, evenals bij de bedrijfsopvolging ook voor de landbouwvrijstelling kunnen meetellen, dat zou voor grondverpachting via BV's binnen familiesfeer soelaas kunnen bieden. Overigens is los van de landbouwvrijstelling voor de VpB natuurlijk altijd de latente IB-claim bij vervreemding van aandelen in de gaten te houden.

    Afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde

    Onroerende zaken worden door wettelijke beperkingen vaak te langzaam en te weinig afgeschreven. Als er door externe factoren voorzienbaar is dat de boekwaarde (veel) te hoog is ten opzichte van de marktwaarde, dan is denkbaar dat er afgewaardeerd zou kunnen worden naar lagere bedrijfswaarde, zodat de boekwaarde en de afschrijvingen weer realistisch zijn. Let wel… het is dus niet een extra afschrijving en loopt dus niet via het beginsel dat de jaarwinst op basis van goedkoopmansgebruik met een bestendige gedragslijn wordt vastgesteld, dit gaat om bedrijfswaarde van het gebouw e.d. Afschrijvingen moeten slijtage en waardevermindering door de jaarlijkse productie tot uitdrukking brengen, de afwaardering brengt de lagere marktwaarde tot uitdrukking. Let wel op dat verlagen van de boekwaarde voor de financiering gevolgen kan hebben, omdat daarmee tot uitdrukking komt dat de zekerheden minder waard zijn dan gedacht, ook is er een zekere reflexwerking te voorzien, als er recht is op een vermogensschadevergoeding bijvoorbeeld bij onteigening. Tot slot is het aan te bevelen het tijdstip goed te plannen, het boekverlies moet natuurlijk wel ten laste van belaste winst komen.

    Huwelijkse voorwaarden, periodieke verrekening bij weinig of geen inkomen

    Bij huwelijkse voorwaarden met geheel gescheiden vermogens is nogal eens een bepaling opgenomen dat de kosten van de huishouding en vermogensvermeerdering in een jaar door beleggen en herbeleggen moeten worden gedeeld. Vooral bij oudere huwelijkse voorwaarden kan het voorkomen dat bij de bepaling van het vermogen van een ondernemer/ echtgenoot wordt aangesloten bij de fiscale boekwaarden onder de Wet IB 2001, terwijl in de huwelijkse voorwaarden andere definities van inkomen en vermogen zijn opgenomen. Het is aan te bevelen huwelijkse voorwaarden te raadplegen en te bezien of verrekenbedingen op juiste wijze tot verdeling zijn gekomen. Bij achterstanden is het te overwegen om te bezien of de huwelijkse voorwaarden ongewijzigd in stand moeten blijven. Bij een bedrijfsopvolging of een planning naar kinderen moeten BOR, maatschap, huwelijkse voorwaarden en testament naar de wensen met elkaar in overeenstemming zijn.

    Lees verder
  • Niet verhuurde woning voor eigen gebruik ... is dat een box 3 belegging? Door Wijnkamp Keulers op 09-10-2024

    Rare vraag, zo lijkt het, de eigen woning zit immers in box 1. In de meeste gevallen wordt 0,35% van de WOZ-waarde van het vorige jaar bijgeteld, rente aftrekbaar, zij het minder dan vroeger. Voor velen leidt de eigen woning nog steeds tot een aftrekpost op het loon inkomen.

    Hoe anders is dat met een door jezelf bewoonde woning, die niet in box 1, maar in box 3 valt. Dat kan een tweede woning zijn, voor recreatie of ter beperking van woon-werkverkeer, maar ook een tweede woning in het groen om de drukke Randstad te ontvluchten. Woningen waarvan men wel juridisch eigenaar is, maar die zijn verkocht, bijvoorbeeld om wat extra besteedbaar inkomen te hebben, en rechten op vruchtgebruik, rechten van gebruik en bewoning e.d. vallen ook in box 3.

    Volgens de huidige wet IB moeten er inkomsten uit sparen en beleggen worden aangegeven in 2024 op basis van de WOZ-waarde en wel 6,04%. Dat is wel een heel groot verschil met het forfait van de eigen woning dat tegen 0,35% in de heffing wordt betrokken, 18 x zoveel bijna. Tegen pakweg 36%. De vastgoedregeling van 2,65%, die in de toekomst wordt voorzien, is ook nog ruim 7x zoveel.

    De relatief lage belastingdruk op de eigen woning in box 1 is te danken aan de omstandigheid, dat de wetgever een onderscheid maakt tussen *besteden* (consumeren) en *beleggen*. Een eigen woning is niet bedoeld om inkomen mee te halen, maar is bedoeld om … juist ja … in te wonen.

    Inmiddels is duidelijk dat de huidige gerepareerde box 3 wetgeving ook niet de toets der kritiek van de Hoge Raad kan doorstaan. Het daadwerkelijk behaalde rendement is lager dan 6,04%, als je tenminste voor de box 3 niet-verhuurde woningen ook van het onderscheid tussen besteden en beleggen uitgaat. Dat is precies wat de Advocaat-Generaal Pauwels heeft geconcludeerd in een lopende procedure voor de Hoge Raad. Hij geeft aan dat er bij een niet-verhuurde en voor eigen gebruik aangewende tweede woning geen beleggingsrendement is.

    Als de HR dit volgt, dan blijven niet-verhuurde tweede woningen en andere box 3 woningen voor eigen gebruik onbelast. Dat lijkt ten opzichte van de eigen woning (0,35% rente beperkt aftrekbaar) wel weer wat veel van het goede, denkbaar is dat het onderscheid laten vervallen tussen box 1 en box 3, dus 0,35% rendement in aanmerking nemen met (beperkte) rente aftrek, eerlijker zou zijn.

    Met "eerlijk" komen we meteen op de olifant in de kamer bij box 3. Velen vinden dat het verminderen van de box 3-druk niet sociaal is. Echter lang niet alle vermogens worden in box 3 belast, veel Nederlanders zijn veel rijker dan ze zich voordoen en betalen niet of nauwelijks. Tel de eigen woning en de pensioenaanspraken maar eens mee, het aantal vermogenden richting de miljoen stijgt dan aanzienlijk.

    Eigen woningen hebben een totale waarde van ca 2.600 mld en als je de hypotheekschuld aftrekt, wordt ca 2.000 mld aan vermogen nauwelijks of per saldo niet belast. Het leidt zelfs tot verlaging van de belasting op de looninkomens, dat kost de Staat fors geld, en wordt verhaald via andere belastingen. De volgende is de vrijstelling in box 3 van netto-pensioen aanspraken. Uitgaande van ca 1.600 mld en uitgestelde loonheffing wordt feitelijk op bruto basis over 1.600 mld te weinig box 3 heffing betaald. Tot slot hebben we ook nog het vermogen dat via aanmerkelijk belang-aandelen in BV's zit, … ik heb geen idee hoeveel dat is. Of en hoeveel daar uiteindelijk over wordt betaald, is maar de vraag, tegen 19,6% IB of 24,5% AB heffing na pakweg 30 jaar is van een andere orde dan jaarlijks box 3.

    Er zijn goede redenen waarom al dit vermogen niet jaarlijks in box 3 wordt belast. Niettemin, voor mensen zonder eigen woning en een gering pensioen, die spaargeld hebben belegd en een vakantiehuis hebben voor een betere oude dag, met meer dan de waarde van een of twee keer de vrijstelling van € 57.000, is er niets "eerlijks" aan box 3. Verbreding van de heffingsgrondslag is dringend noodzakelijk … dan kan de discussie of iets beleggen is of besteden, voortaan achterwege blijven, dat lijkt mij …"eerlijker".

    Lees verder
  • ZZP'ers … fiscale risico's managen Door Wijnkamp Keulers op 23-08-2024

    De Belastingdienst heeft aangekondigd "schijnzelfstandigheid" met ingang van 1 januari 2025 als dienstbetrekking te gaan beschouwen en daarop actief te gaan controleren. De samenwerking met UWV en de pensioenuitvoerders blijft, die komen dus in het kielzog langs.

    Veel ZZP'ers hebben last van de aarzelingen bij opdrachtgevers om hen in te huren, die opdrachtgevers zijn daar overigens zelf ook niet blij mee. Enerzijds staan tarieven onder druk en worden ZZP'ers geprest tot "vaste dienst", anderzijds kunnen opdrachtgevers schaars en noodzakelijk personeel niet meer inhuren, als zij hun risico’s op (na)heffing van loonheffing (LH) en fiscale premies willen inprijzen. Daarbij komen de risico’s op onverwachte CAO-regelingen en pensioenregelingen, die voor rekening van de alsdan werkgever komen.

    Schijnzelfstandige is geen ZZP'er, Deliveroo arrest
    Naast professionals, die goed voor zichzelf kunnen zorgen, zijn er ook kwetsbaren aan de onderkant van de arbeidsmarkt die op slechte voorwaarden moeten werken. De meeste pakket- en boodschappenbezorgers, werkers in de schoonmaakbranche, in de verpleeghuizen en ook in ziekenhuizen zouden liever als werknemer in vaste dienst werken. Zij zijn eigenlijk helemaal geen zelfstandigen en zijn afhankelijk van vaak één opdrachtgever. De Hoge Raad heeft onlangs nog in het Deliveroo-arrest geoordeeld dat daar sprake was van een arbeidsovereenkomst, dus van een dienstbetrekking in de zin van LH en premieplicht. Deze werkers werkten eerst op arbeidsovereenkomst, later als zelfstandige, zij kregen een bestelling van de opdrachtgever aangeboden, die zij op papier konden weigeren. Zij kregen per bestelling (weinig) betaald, mochten zich op papier wel laten vervangen. Volgens de HR was er door lage beloning, afhankelijkheid en inbedding in de organisatie van Deliveroo in de praktijk geen verschil met gewone werknemers.

    Verschillen soorten ZZP'ers
    De Deliveroo-achtige schijn ZZP'ers moeten worden onderscheiden van ZZP'ers, die een beroep uitoefenen of diensten leveren waarbij ze niet afhankelijk zijn van één opdrachtgever die hen afknijpt. Als sprake is van het kunnen bedingen van redelijke tarieven en voorwaarden, omdat de opdrachtgever niet zonder hun skills of product kunnen, dan is er evenwicht in plaats van afhankelijkheid. Het is dit onderscheid dat door de Hoge Raad in het Deliveroo-arrest als leidraad is genomen bij het formuleren van criteria waaraan echte ZZP'er moet voldoen. Dan is er geen schijnzelfstandigheid en kan de ZZP'er factureren (met BTW als de dienst belast is) en is er geen aanleiding om voor een arbeidsovereenkomst en naheffingen te vrezen, dus ook geen boetes.

    Wie en wat is werknemer en dus geen ZZP'er
    De Hoge Raad geeft 9 punten in Deliveroo, die "onder meer" van belang zijn. Het kunnen er meer zijn, louter afvinken heeft geen zin. De hoofdlijnen zijn naar mijn oordeel van meer belang.

    In plaats van te kijken naar gezagsverhouding introduceert de Hoge Raad een "gezichtspunten catalogus" met 3 groepen:
    1. Wie heeft bepaalmacht
    2. Is er sprake van inbedding
    3. Hoe is de hoedanigheid van werk, werker en beloning

    Bepaalmacht:
    Er moet evenwicht zijn. De ZZP'er moet behoorlijke voorwaarden kunnen bedingen vanwege de skills die zijn werkzaamheden vereisen. Het is verstandig een dossier aan te leggen dat de onderhandelingen en overeenkomst vastlegt.

    Inbedding:
    De inbedding wordt bepaald aan de hand van het werk in plaats van dat wordt gekeken naar de werker. Het komt erop neer dat de ZZP'er voldoende als zelfstandige te onderscheiden is van de organisatie en haar personeel. Dus niet "auto van de zaak", bedrijfskleding, verplichte kantoordagen, deelname aan sessies op de hei… e.d.

    Hoedanigheid:
    Bij de hoedanigheid van werk, werker en beloning worden uiteraard de schriftelijke overeenkomsten betrokken, maar ook wat partijen hebben beoogd. Dossier maar ook feitelijke uitvoering moeten duiden op zelfstandigheid. Te denken valt aan meerdere opdrachtgevers, samenwerkingsverbanden (maatschap) waarin de ZZP'er werkt, back-office, BTW-plicht (geen KOR vrijstelling), niet bijbeunen naast een dienstbetrekking maar hoofdberoep.

    Wie wel en wie niet:
    Schoonmaakbranche, bezorgers, werkers in verpleeghuizen en in ziekenhuizen die vergelijkbaar zijn met werknemers zullen moeten vrezen voor hun ZZP'schap, hun werkgever met hen. Draaideur ambtenaren en ex-werknemers die lange perioden voor één opdrachtgever werken idem. Voor andere beroepsbeoefenaren met skills die hen een onderhandelingspositie geven en die vanuit die positie voor eigen rekening en risico werken ziet het er beter uit, vooral als zij in verbanden samenwerken. Nieuwe kansen voor maatschappen en samenwerkings-BV's dus.

    Lees verder
  • Net sluit zich om box 3-ontwijkers, per 2025 einde aan mogelijkheden van een open fonds voor gemene rekening (FGR) Door Wijnkamp Keulers op 23-04-2024

    De keuze om in plaats van de vaste box 3 belastingheffing het min of meer werkelijk rendement te laten belasten via een open fonds voor gemene rekening (FGR) is met ingang van 1 januari 2025 verleden tijd. Vooral familiefondsen worden getroffen en niet alleen de toekomstige box 3-heffing is een punt, er zal ook nog eerst per 31 december 2024 moeten worden afgerekend over stille reserves. Omdat de FGR vanaf 1 januari 2025 niet meer zelf belastingplichtig is, maar via fiscale transparantie de achterliggende deelnemers rechtstreeks zullen worden belast, wordt de stakingswinst bij de FGR belast en wordt er ook nog eens box 2 AB winst bij de deelnemers in aanmerking genomen. De belastingdruk kan oplopen tot ca 49% per 1 januari 2025. Voor lagere bedragen, ca € 200.000 stakingswinst en tot € 67.000 (€ 134.000 voor fiscale partners) is de druk wat lager, maar nog steeds meer dan 40%. Er zal vanaf 2025 voldoende cash moeten zijn om de belasting te kunnen betalen, begroten en plannen is aan te bevelen, zo denken wij. Er is wel voorzien in betalingsregelingen, maar dan moet er zekerheid worden verschaft, dus of dat veel zin heeft valt te bezien.

    Ook de mogelijkheid om vermogen in een Vrijgestelde Beleggingsinstelling (VBI) onder te brengen wordt minder, dat kan alleen nog bij beleggingsinstellingen, die een vergunning hebben en onder AFM-toezicht staan. Bij vermogen in NV's en BV's blijft wel het VpB-regiem gelden, de gecombineerde belastingdruk van AB box 2 en VpB in combinatie met het ontbreken van ondernemingsfaciliteiten bij beleggingen (geen BOR, geen HIR etc.) maakt dit niet zonder meer een bruikbaar alternatief, want een BV of NV in de benen houden is toch een stap verder dan een FGR. Ook de open CV met als doel box 3 vermijden is einde verhaal, ook daar moet worden afgerekend, tenzij het aandeel in de CV al onderdeel was van box 3-vermogen. Bij een CV, die een onderneming, maatschap en Vof exploiteert, verandert er in beginsel niks, die waren al fiscaal transparant en winst werd al bij de vennoten in aanmerking genomen.

    De fiscale transparantie heeft werking naar de overdrachtsbelasting, tenzij er sprake is van handelen waarbij een economisch belang overgaat op een derde. Omdat "verkrijging" het belastbaar feit oplevert, heeft het louter wijzigen van het fiscaal regiem geen gevolg, kijk niettemin uit met wijzigingen in verhoudingen tussen de deelgenoten, 10,4% heffing is niet fijn.

    De komende herzieningen van de belastingwetgeving hebben niet alleen het meer belasten van vermogen op basis van werkelijk behaald rendement tot doel, ook het verschil tussen VpB box 2 en box 3 wordt verminderd. Daarnaast worden ondernemers en werknemers steeds meer gelijk behandeld … met een opwaartse trend in de belastingdruk … voor ondernemers en vermogenden. Oudere - en ex-ondernemers, vooral diegenen zonder pensioenregeling, die dachten van hun belegd vermogen rustig te kunnen gaan leven, moeten zich heroriënteren. En niet alleen zij, voor alle vermogenden, die box 3 hebben willen vermijden via FGR, open CV en VBI, is er een nieuwe realiteit vanaf 2025.

    Lees verder
Follow us
email
twitter
facebook